Chapitre 1 H eerste les

Het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans 2H
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans 2H

Slide 1 - Slide

Vocabulaire E
We nemen vocabulaire E (page 51) door.
Deze leer je voor de volgende keer. 

Slide 2 - Slide

Le programme et le but (leerdoel)
- Het bezittelijk voornaamwoord);
     -Expliquer (uitleg 10 min)
     -Apprendre (leren 5 min)
     -Practiquer (oefenen 20 min) 
     -Les dévoirs (huiswerk)
- Le but: je kent de vervoegingen uit je hoofd

Slide 3 - Slide

Wat is het BNW?

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Iemand is een eigenaar van iets. 

Het boek is van mij. Het is mijn boek. 
Het boek is van haar. Het is haar boek.

Slide 4 - Slide

Comment en néerlandais?
In het Nederlands kijken we naar de eigenaar.

De fiets van Rowan. Het is zijn fiets.
De scooter van Mirthe. Het is haar scooter. 




Slide 5 - Slide

Comment en français?
In het Frans kijk je naar het zelfstandig naamwoord
is het mannelijk / vrouwelijk of meervoud?

Le vélo = mon vélo (mijn fiets)
La maison = ta maison (jouw huis)
L'avion = son avion



Slide 6 - Slide

Tekst
   H
aeiou 

Slide 7 - Slide

Comment en français?
 Begint het woord dat begint een stomme "h" of een klinker (AEIOU), dan gebruik je altijd: mon, ton, son.. ook bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

l'hôtel (m) = mon hôtel (mijn hotel)
l'amie (v) = ton amie (jouw vriendin)
l'avion (m) = son avion (zijn/haar vliegtuig)



Slide 8 - Slide

Comment en français?
Bij zijn/haar:
Zijn/haar boek = son livre 
Zijn/haar schilderij = sa peinture
Zijn/haar vrienden = ses amis


Slide 9 - Slide

Nu ga je het uit je hoofd leren!!
   H
aeiou 
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Nu jij!!

Slide 11 - Slide

zijn = ................
A
son - sa - ses
B
mon - ma - mes
C
leur - leur - leurs
D
ton - ta - tes

Slide 12 - Quiz

jullie ......... = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 13 - Quiz

onze = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 14 - Quiz

hun = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 15 - Quiz

mijn = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 16 - Quiz

haar = ................
A
son - sa - ses
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
ton - ta - tes

Slide 17 - Quiz

jouw = .............
A
son- sa- ses
B
mon - ma - mes
C
ton- ta- tes
D
votre - vos

Slide 18 - Quiz

uw = .............
A
notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur - leurs
D
votre - vos

Slide 19 - Quiz

onze = .............
A
notre - notre - nos
B
mon - ma - mes
C
leur- leur - leurs
D
votre - votre - vos

Slide 20 - Quiz

J'ai visité ...... (mijn) copain à Bruxelles
A
son
B
mon
C
leur
D
ton

Slide 21 - Quiz

J'ai visité ...... (zijn) tante à Bruxelles
A
sa
B
mon
C
leur
D
ton

Slide 22 - Quiz

J'ai visité ...... (jouw) tante à Bruxelles
A
ta
B
tis
C
tes
D
ton

Slide 23 - Quiz

J'ai loué ..... (haar) maison (v)
A
son
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 24 - Quiz

J'ai loué ..... (uw) maison
A
ta
B
vos
C
votre
D
sa

Slide 25 - Quiz

Elle a donné un cadeau à ..... (jouw) amie(v)
A
mon
B
ma
C
ton
D
sa

Slide 26 - Quiz

Elle a donné des cadeaux à ..... (hun) amies(v)
A
ses
B
leurs
C
vos
D
nos

Slide 27 - Quiz

Herhaling bezittelijk voornaamwoord
NL
vs
Frans

Slide 28 - Slide

Les dévoirs (huiswerk) 
-Je kent: alle vormen uit je hoofd van het bezittelijk voornaamwoord (pagina 53 of Teams 2HD Frans)
-Leren vocabulaire E (pagina 51)
-Faire (maken): 30 ABDE, 31ABD (niet af = huiswerk)
Bonne chance!! 

Slide 29 - Slide