Les 8.4 Volledige en onvolledige verbranding

Les 8.4 Volledige en onvolledige verbranding
1 / 37
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 8.4 Volledige en onvolledige verbranding

Slide 1 - Slide

Planning
  • nakijken: 6, 7 en 8 (vanaf blz 103)
  • Les 8.4 Volledige en onvolledige verbranding
  • Maken opgaven

Slide 2 - Slide

Nakijken: 6, 7 en 8 (vanaf blz 103)

Slide 3 - Slide

6a

Slide 4 - Slide

6a

Slide 5 - Slide

6
  • b. Er is 50 g zuurstof aanwezig terwijl er slechts 40 g nodig is voor de verbranding van alle koolstof. Zuurstof is dus in overmaat aanwezig.
  • c. 50 g − 40 g = 10 g
  • d. 15 g koolstof reageert met 40 g zuurstof. Er ontstaat dus 40 + 15 = 55 g koolstofdioxide. 

Slide 6 - Slide

7
  • a. De massaverhouding is 1 : 1. A raakt het eerst op. 10 g A reageert met 10 g B. De overmaat is 50 g − 10 g = 40 g B.
  • b. Zuurstof raakt als eerste op. 12 : 32 x 10 = 3,75 g. 50 g − 3,75 g = 46 g C is in overmaat.
  • c. Mn raakt als eerste op. 54,9 g − 32,0 g = 22,9 g Ois in overmaat.
  • d. Ti raakt als eerste op. 32 : 47,9 x 100 = 66,8. 100 - 66,8 = 33,2 g in overmaat

Slide 7 - Slide

8a

Slide 8 - Slide

8a




? = 485,4 : 111,6 x 10 = 44g waterstofbromide

Slide 9 - Slide

8b

Slide 10 - Slide

8b




? = 591 : 485,4 x 36 = 43,83 g ijzer(III)bromide

Slide 11 - Slide

8b
  • De massaverhouding Fe : HBr is 111,6 : 485,4. Je hebt dus veel meer HBr nodig dan Fe. 
  • De 40 g HBr zal volledig reageren. IJzer blijft over en is dus in overmaat aanwezig.

Slide 12 - Slide

8d

Slide 13 - Slide

8d





Je hebt 9,2 g ijzer nodig voor de reactie. De overmaat is
50,0 g − 9,2 g = 40,8 g Fe

Slide 14 - Slide

Les 8.4 Volledige en onvolledige verbranding

  • Je kunt uitleggen welke factoren het risico op onvolledige verbranding vergroten.
  • Je kunt beschrijven welke reactieproducten bij een onvolledige verbrandingontstaan.
  • Je kunt de negatieve gevolgen van onvolledige verbranding beschrijven.

Slide 15 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding
Volledige verbranding: voldoende zuurstof aanwezig. Reactieproducten:
  • CO2 (g)
  • H2O (g)
  • (en eventueel andere oxiden)
Onvolledige verbranding: onvoldoende zuurstof aanwezig. Reactieproducten:
  • CO (g) en/of
  • C/roet (s)
  • H2O (g)

Slide 16 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding
Volledige verbranding: voldoende zuurstof aanwezig. Reactieproducten:
  • CO2 (g)
  • H2O (g)
  • (en eventueel andere oxiden)
Onvolledige verbranding: onvoldoende zuurstof aanwezig. Reactieproducten:
  • CO (g) en/of
  • C/roet (s)
  • H2O (g)

Giftig gas! Ook reukloos, kleurloos, brandbaar! VENTILEREN!

Slide 17 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding
koolwaterstoffen: verbindingen die alleen uit koolstof- (C) en waterstofatomen (H) bestaan. Bijvoorbeeld: 
  • CH4
  • C3H8
  • Koolwaterstoffen kunnen verbranden, bij een volledige verbranding ontstaan hierbij H2O en CO2
  • Bij een onvolledige verbranding kan CO en C ook ontstaan. 

Slide 23 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding

Slide 24 - Slide

Volledige en onvolledige verbranding
In de gele vlam zweven gloeiende deeltjes roet

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

fijnstof

Slide 27 - Slide

Maken: 5 t/m 9 en 12 t/m 15
Vanaf blz 113

Slide 28 - Slide

5
  • onvolledig
  • volledig
  • volledig
  • onvolledig
  • onvolledig

Slide 29 - Slide

6
  • a) koolstofdioxide
  • b) Hij heeft aangetoond dat koolstofdioxide ontstaat. Het kan zijn dat er ook CO of roet is ontstaan, maar dat heeft hij niet aangetoond. Hij kan dus niet zeggen of dit een volledige of onvolledige verbranding is.

Slide 30 - Slide

7
  • a) De brander is goed afgesteld. Er is een blauwe vlam te zien, dat betekent dat alle brandstof volledig wordt verbrand.
  • b) De luchttoevoer zou vermoedelijk niet goed zijn afgesteld. Er zou een onvolledige verbranding plaats kunnen vinden

Slide 31 - Slide

8
  • a) Er is een gele vlam te zien, dus er is een onvolledige verbranding.
  • b) De fakkel is automatisch geactiveerd na een procesverstoring.
  • c) Bij de onvolledige verbranding kunnen allerlei schadelijke stoffen in het milieu komen. De zwarte wolken die met fakkelen gepaard kunnen gaan, zijn daar een goede indicatie van.

Slide 32 - Slide

9
  • a) groter, groter, kleiner
  • b) Er kan zuurstof (of lucht) worden aangevoerd.
  • OF De verbrandingsgassen kunnen worden afgevoerd

Slide 33 - Slide

12
  • De donkere walm geeft aan dat niet alle brandstof wordt verbrand. De binnenkant van de uitlaat van de auto is zwart, het ontstaan van roet is ook een indicatie van onvolledige verbranding

Slide 34 - Slide

13
  • a) D
  • b) Chemische
  • hout en plastic
  • thermolyse
  • vaste stoffen
  • temperatuur

Slide 35 - Slide

14
  • a) 2 C + O2 --> 2 CO
  • b) C2H4+ O2 --> 2 C + 2 H2O
  • c) C3H6+ 3 O2 --> 3 CO + 3 H2O
  • d) C3H8+ 5 O2 --> 3 CO2+ 4 H2O

Slide 36 - Slide

15
  • a) A
  • b) C
  • c) De gele vlam is duidelijker zichtbaar en minder heet dan de blauwe vlam
  • d) helder kalkwater
  • e) D
  • f) waarneming: het heldere kalwater wordt troebel
  • conclusie: er is koolstofdioxide ontstaan, dus vind er wel een volledige verbranding plaats

Slide 37 - Slide