grammatica hoofdstuk 2.4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica 2.4

• werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
• onderwerpsproef
• voorzetsels
• voegwoorden

Wat zijn de drie onderdelen waar je naar kijkt voor het naamwoordelijk gezegde?

Het nwg 

1. Bevat altijd een werkwoord (pv).
2. Bevat altijd eiegenschap of toestand.
   

Wat is het nwg in de zin?
Nederlanders zijn in het algemeen niet zo kinderachtig.

Staat er in de zin een wwg of en nwg?
Wie heeft nooit gedroomd van het winnen van een miljoen?

Onderwerpsproef

Het onderwerp kun je op twee manieren vinden.

• Je stelt de vraag: wie/wat + wg? Het antwoord is het onderwerp.

De leerlingen vertelden het grapje aan de leraar. Wg = vertelden

Wie vertelden? Antwoord: De leerlingen. O = De leerlingen

• Verander de pv van getal, dus van enkelvoud naar meervoud of

andersom. Het zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp.

Dit heet de onderwerpsproef.

Voegwoorden

• Een voegwoord verbindt de afzonderlijke zinnen van de samengestelde zin aan elkaar.
• Het voegwoord staat meestal tussen de zinnen in, maar kan ook vooraan de samengestelde zin staan.
• Veelgebruikte voegwoorden zijn: en, maar, want, dat, omdat, doordat, hoewel, toen, of, als, wanneer.
• De voegwoorden en en of verbinden ook zinsdelen met elkaar.

Leren voor de toets:

Grammatica 2.4 + extra grammatica maken.

Oefenen met LessonUp + quizizz

Huiswerk nakijken in de klas. 

Code voor Quizizz

Ga naar join.quizizz.com

Oefenen voor naamwoordelijk gezegde:

535821

Code voor Quizizz

ga naar join.quizizz.com

Code voor oefenen grammatica:

898027

Ontleed de zin RO en TO

De woordenschattoets was lastig, maar is niet slecht gemaakt.