Voltooide tijd

Voltooide tijd
1. Ik weet wat hulpwerkwoorden zijn
2. Ik kan 't kofschip x toepassen
3. Ik kan woorden in de voltooide tijd correct schrijven


1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voltooide tijd
1. Ik weet wat hulpwerkwoorden zijn
2. Ik kan 't kofschip x toepassen
3. Ik kan woorden in de voltooide tijd correct schrijven


Slide 1 - Slide

1. Ik weet wat hulpwerkwoorden zijn

- Een Hulpwerkwoord is altijd een persoonsvorm
- Een hulpwerkwoord heeft geen eigen betekenis (zoals lopen, fietsen of gamen wél hebben
- Er zijn maar 3 hulpwerkwoorden: Hebben, Zijn, Worden

Slide 2 - Slide

Wat is het hulpwerkwoord in de zin:
Ik heb gisteren gefietst
A
Ik
B
heb
C
gisteren
D
gefietst

Slide 3 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in de zin:
Ik ben net thuisgekomen
A
Ik
B
ben
C
net
D
thuisgekomen

Slide 4 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in de zin:
De fietser was gevallen
A
De
B
fietser
C
was
D
gevallen

Slide 5 - Quiz

De wandeleraar               vandaag 4 kilometer gelopen
Jullie                    de kamer goed schoongemaakt
De meester                  gisteren vroeg naar bed gegaan
heeft
gaat
hebben
was
liep

Slide 6 - Drag question

Dus om een voltooid deelwoord te vinden, gebruik je een hulpwerkwoord
Fietsen? hulpzin: ik heb....
Vriezen? hulpzin: het heeft....
Geloven? hulpzin: ik heb....

Wat is het voltooid deelwoord van verbinden?
Wat is het voltooid deelwoord van leiden?



Slide 7 - Slide

Maar hoe schrijf je een voltooid deelwoord nu correct?
Er zijn 3 mogelijkheden:
Het woord eindigt op -en
Het woord eindigt op -d
Het woord eindigt op -t 

Slide 8 - Slide

Fietsen?
't kofschip

fietsen -> ja -> gefietst

Verleden tijd
fietste -> gefietst

Slide 9 - Slide

Inpakken?
't kofschip

pakken-> ja -> ingepakt

Verleden tijd
pakte in -> ingepakt

Slide 10 - Slide

geloven?
't kofschip

geloven-> nee -> geloofd

Verleden tijd
geloofde-> geloofd

Slide 11 - Slide

voorzeggen?
't kofschip

voorzeggen -> nee -> voorgezegd

Verleden tijd
zei voor-> voorgezegd

Slide 12 - Slide

Waar eindigt het woord in voltooid deelwoord op:
Leren
A
-d
B
-t
C
-en

Slide 13 - Quiz

Leren
Leren -> niet in 't kofschip -> geleerd
Leerde -> geleerd

Slide 14 - Slide

Waar eindigt het woord in voltooid deelwoord op:
Wekken
A
-d
B
-t
C
-en

Slide 15 - Quiz

Wekken
Wekken -> in 't kofschip -> gewekt
Wekte -> gewekt

Slide 16 - Slide

Waar eindigt het woord in voltooid deelwoord op:
Bespringen

A
-d
B
-t
C
-en

Slide 17 - Quiz

zelf aan de slag.
Je werkt vandaag zelf aan opdracht 1 en 2 van blz 16.

Slide 18 - Slide