Gebruik 'maken' om de tijd beter te kunnen horen
1. Er is deze week veel (gebeuren) (vd)
2. Er (gebeuren) deze week veel (tt)
3. Hij (beloven) de slachtoffers van de rellen steun (tt)
4. Hij heeft de slachtoffers van de rellen steun (beloven) (vd)
5. De (beantwoorde) brief is kwijt (bn)