T1C week 21

Nederlands
T1C
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
T1C

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Herhaling: wat hebben we vorige week gedaan?

- Werkwoordspelling: hoe werkt dat schema ook alweer?

- Aan de slag: oefenquiz (20 vragen) als voorbereiding op de toets van volgende week

Slide 2 - Slide

Herhaling: vorige week?
- Oefenblad 4 nagekeken en 5 gemaakt en ingeleverd

- Antwoorden nakijken oefenblad 4

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

Opdracht (30 minuten)
- Kijk met het boekje met werkbladen en antwoordbladen je antwoorden op werkblad 5 na, als je dat nog niet gedaan hebt;

- Maak de oefenquiz in de lessonup. Bekijk daarna je score en welk cijfer je gehaald zou hebben.

Slide 5 - Slide


Casper (branden, vt) zijn vingers gisteren
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 6 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens (falen, vd)
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 7 - Quiz

Ook Marle en Noa hebben (beloven, vd)
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 8 - Quiz

hun vingers niet meer te (branden, inf)
A
brandden
B
brandde
C
brande
D
branden

Slide 9 - Quiz


(vinden, tt) je deze les ook zo leuk?
A
vin
B
vint
C
vindt
D
vind

Slide 10 - Quiz

(vinden, tt) je broer deze pizza lekker?
A
vindt
B
vind
C
vint

Slide 11 - Quiz

Meneer Velthuis (vinden, tt) het hopelijk wel lekker.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 12 - Quiz


Afgelopen weken (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 13 - Quiz


Als mevrouw Krepel nu eens een beetje (opschuiven, tt)...
A
opschuift
B
opschuifd
C
opschuivt
D
opschuivd

Slide 14 - Quiz

Heeft iedereen zijn naam in de chat (vermelden, vd)?
A
vermeld
B
vermelt
C
vermeldt

Slide 15 - Quiz

Mevrouw Cooper (zetten, vt) de lessonup er gisteren nog op.
A
zet
B
zetten
C
zette
D
zat

Slide 16 - Quiz

Sommige leerlingen (finishen, vt) de lessonup al eerder.
A
finishden
B
finishten
C
finishen
D
finishdten

Slide 17 - Quiz

Maar ze zijn daarvoor flink (straffen, vd).
A
gestraft
B
gestrafd
C
gestrafft
D
gestraffd

Slide 18 - Quiz

En nu (gebeuren, tt) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 19 - Quiz

En anders is het strafwerk ook weer zo (gebeuren, vd).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 20 - Quiz

Hopelijk hebben jullie van deze quiz wat (leren, vd).
A
geleerd
B
geleert
C
geleerdt

Slide 21 - Quiz

Dan (beloven, tt) dat veel voor de toets.
A
beloovt
B
beloovd
C
beloofd
D
belooft

Slide 22 - Quiz

Hij heeft de (vinden, bn) foto's weggelegd.
A
gevonden
B
gevonde
C
gevondden

Slide 23 - Quiz

De (vergroten, bn) foto's heb ik ingelijst.
A
vergrote
B
vergroten
C
vergrootte
D
vergrootten

Slide 24 - Quiz

De (redden, bn) jongen was heel erg bang geweest.
A
gerede
B
geredden
C
geredde

Slide 25 - Quiz

Cijfer berekenen
Je moet 70% goed hebben voor een voldoende, volgens de norm. Dat is in dit geval 14 vragen goed voor een 5,5.

Tel je goede antwoorden op, een goed antwoord per punt. Bekijk op de volgende slide wat je cijfer zou zijn.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Extra oefenen?
- Cambiumned.nl

- Op Niveau: bijspijkeren (blok 7) spelling

- Gespeld.nl

Slide 28 - Slide