8.4: inkomsten en uitgaven

1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Huiswerk nakijken:
Je krijgt een nakijkblad, je kijkt na met een andere kleurpen vult waar nodig antwoorden aan! 
timer
5:00

Slide 2 - Slide

8.4: inkomsten en uitgaven 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les kan je uitleggen wat het verschil tussen recreatie en toerisme is. 
  • Aan het einde van deze les kan je uitleggen waar je op moet letten als je op vakantie gaat. 

Slide 4 - Slide

Recreatie

Slide 5 - Mind map

Vrije tijd
  • Recreatie = vrijetijdsbesteding
  • Als je gaat reizen voor deze vrijetijdsbesteding, dan is het toerisme

Toerisme en recreatie zorgen voor veel werkgelegenheid

Slide 6 - Slide

Waar moet je over nadenken als je op vakantie wil?

Slide 7 - Mind map

Vakantie kiezen
De vakantie die je kiest hangt af van: 
  • Wat je wil gaan doen
  • Je budget: het geld dat je kan uitgeven

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Filmpje kijken
Kijk het filmpje tot 4.31 en beantwoord voor jezelf de vragen:
  • Is dit een voorbeeld van recreatie of toerisme? 
  • Had de mevrouw die het zwembad kocht gelijk genoeg budget voor dit zwembad? Zo nee, hoe kwam ze hier dan aan?
https://schooltv.nl/video/metropolis-vakantie/#q=recreatie 

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Wat?
Je gaat maken:
* H8.4 maken tot en met vraag 5. 
Hoe?
Dit mag alleen, dit mag samen, maar dan wel stil overleggen: fluisteren!
Hoe lang?
10 minuten
Klaar en dan?
Werken aan de keuze opdracht. 
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les kan je een begroting maken.
  • Aan het einde van deze les kan je uitleggen wat je kan doen als je geld te weinig of over hebt. 

Slide 12 - Slide

Waar geef je je geld aan uit?

Slide 13 - Mind map

Inkomsten en uitgaven
  • Inkomsten = al het geld dat je binnen krijgt
  • Uitgaven = alles waar je geld aan uitgeeft
  • Begroting = overzicht van alle inkomsten en uitgaven

Slide 14 - Slide

Wat kan je doen als je geld te weinig hebt?
Lenen = geld krijgen dat je later terug moet betalen :
  • Bij familie/vrienden
  • Bij de bank --> bij de bank moet je niet alleen je geld terugbetalen, maar ook de rente (= kosten voor het lenen van het geld) 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Wat kan je doen met geld dat je over hebt?
  • Sparen = een deel van je inkomsten niet uitgeven maar bewaren en daar later meer geld aan toevoegen
  • Beleggen = iets kopen waarvan je hoopt dat het meer waard wordt zodat je het dan met winst weer kunt verkopen

Slide 17 - Slide

Wat is je budget?
A
Het geld dat je kan uitgeven
B
Overzicht van alle inkomsten en uitgaven
C
Een deel van je inkomsten
D
Een deel van je uitgaven

Slide 18 - Quiz

Kleedgeld, zakgeld en loon horen bij...
A
Uitgaven
B
Inkomsten

Slide 19 - Quiz

Je hebt nog zes maanden tot je op zomervakantie gaat met vrienden. De reis en verblijf zijn al betaald, maar je hebt nog niets om door uit te geven aan activiteiten. Wat kan je het beste doen?
A
Lenen
B
Beleggen
C
Sparen

Slide 20 - Quiz

Als je bij een bank geld leent, moet je alleen het bedrag terugbetalen dat je hebt geleend.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Leg uit wat het verschil is tussen recreatie en toerisme.

Slide 22 - Open question

Aan de slag!
1. H8.4 maken
2. Keuzeopdrachten
Klaar: Herhaling en verdieping oefenen


Slide 23 - Slide