Chap 5.2 Grammaire oefenen

Grammaire
Hoe maak je de accenten?
é  ê  è
à   á
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammaire
Hoe maak je de accenten?
é  ê  è
à   á

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Grammaire
Bloc 5C

gebruik kleine letters en geen punten

Slide 3 - Slide


Vertaal en gebruik de imparfait :
Het was
1-2

Slide 4 - Open question


Vertaal en gebruik de imparfait :
hij trad op
1-2

Slide 5 - Open question


Vertaal en gebruik de imparfait :
ik bereidde voor
1-2

Slide 6 - Open question


Vertaal en gebruik de imparfait :
wij woonden bij  nous gebruiken
1-2

Slide 7 - Open question


Vertaal en gebruik de imparfait :
zij speelden viool ils gebruiken
1-2

Slide 8 - Open question


Vertaal en gebruik l' imparfait :
er waren
1-2

Slide 9 - Open question

Grammaire
Bloc 5G

gebruik kleine letters en geen punten

Slide 10 - Slide


Vertaal en gebruik le présent :
jij las
1-2

Slide 11 - Open question


Vertaal en gebruik le présent :
zij leest
1-2

Slide 12 - Open question


Vertaal en gebruik le présent :
ik lees
1-2

Slide 13 - Open question


Vertaal en gebruik l' imparfait :
ik las
1-2

Slide 14 - Open question


Vertaal en gebruik l' imparfait :
jullie lazen
1-2

Slide 15 - Open question


Vertaal en gebruik le passé composé :
u hebt gelezen
1-2-3

Slide 16 - Open question


Vertaal en gebruik le passé composé :
jij hebt gelezen
1-2-3

Slide 17 - Open question

Grammaire
Bloc 5I

gebruik kleine letters en geen punten

Slide 18 - Slide

  • Je schrijft eerst het bijv.naamwoord op
  • zoals je dat vindt in het woordenboek:  m. enk
  • daarna : spatie-spatie
  • Dan het bijwoord.

                                                   direct - directement
Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
meteen

Slide 19 - Slide


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
goed / lekker

Slide 20 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
slecht

Slide 21 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
waar, echt

Slide 22 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
rustig

Slide 23 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
serieus

Slide 24 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
uitzonderlijk

Slide 25 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
gratis

Slide 26 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
lang

Slide 27 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
beter, lekkerder

Slide 28 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
intelligent

Slide 29 - Open question


Vertaal: het bijvoeglijk naamwoord - het bijwoord
makkelijk

Slide 30 - Open question

Tip:
Maak een lijst van de bijv nw en de bijpassende bijwoorden
die in je boek / werkboek voorkomen!

Slide 31 - Slide