Woordsoorten TOPweek

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Woordsoorten

TOPWEEK

Ga naar student.lessonup.io en vul je naam en de code in

Welke woordsoorten moet je kennen voor de toets? 

Lidwoord - zelfstandig naamwoord -bijvoeglijk naamwoord 

voorzetsel - bijwoord 
Koppelwerkwoorden, hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden
Persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend voornaamwoord - wederkerig voornaamwoord

Lw, znw, bnw

LW: onbepaald en bepaald
ZNW: altijd voorafgaand door lw + bijna altijd een meervoudsvorm

BNW: voorafgaand door lw en geeft informatie over het znw

Schrijf het bijvoeglijke naamwoord op uit de volgende zin?
De tram reed door de besneeuwde straten

Welke stelling is juist over onderstaande zin?
De zangeres zong een vrolijk liedje.

1. 'De' is een onbepaald lidwoord
2. 'Vrolijk' is een zelfstandig naamwoord
3. 'Een' is een onbepaald lidwoord
4. 'Liedje' is een bijvoeglijk naamwoord

VZ + BW

VZ: bruikbaar om plaats en tijd mee aan te duiden (in, op, onder)
BW: Geeft extra informatie over 
werkwoorden, andere bijwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, de plaats en tijd

Schrijf voorzetsels op die je kent
(Tip: zet ze voor 'de kast' en ' het feest')

Sophie praat zacht.
Vraag: Is 'zacht' in deze zin een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord?

Wat is het bijwoord in de volgende zin?

Anouk vindt jureren een ontzettend mooie uitdaging.

1. Ontzettend
2. Uitdaging
3. Mooie
4. Jureren

Werkwoorden

Zelfstandige werkwoorden: vormen op zichzelf een werkwoordelijk gezegde: Jan fietst

Hulpwerkwoorden: zijn altijd verbonden aan zelfstandige werkwoorden en geven extra informatie over de handeling. 
Jan heeft gefietst
Jan gaat fietsen 

Jan kan fietsen 

Koppelwerkwoorden

Deze 9 werkwoorden treden op in een naamwoordelijk gezegde (geen handeling in de zin, maar een toestand in de vorm van een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord)
Het onderwerp doet niets, maar is iets.
Jan is lelijk / Jan wordt dokter

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken voorkomen

De minister werd kwaad.
Wat voor soort werkwoord is 'werd' in de bovenstaande zin?

1. Koppelwerkwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Zelfstandig werkwoord
4. Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord

Hij heeft de hoofdprijs gewonnen.
Wat voor soort werkwoord is heeft in de bovenstaande zin?

1. Koppelwerkwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Zelfstandig werkwoord
4. Zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord

Tycho stelde zijn docent een vraag.
Wat voor soort werkwoord staat er in de bovenstaande zin?

1. Koppelwerkwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Zelfstandig werkwoord
4. Hulpwerkwoord en koppelwerkwoord

De kans op een voldoende is groot.
Het werkwoord is een koppelwerkwoord. Wat is de woordsoort van het naamwoordelijk deel?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Zelfstandig werkwoord

Pers. Vnw + Bez. vnw

Persoonlijk voornaamwoord
Geven personen aan
Bezittelijk voornaamwoord
Drukt altijd een relatie van bezit uit

Wederkerend + wederkerig vnw

Wederkerend vnw: altijd in combinatie met een wederkerend werkwood: zich schamen
ik schaam me/ jij schaamt je /hij schaamt zich

Wederkerig vnw: altijd het woord 'elkaar' 
Wij helpen elkaar / zij beschermen elkaar

Wij geven haar de ruimte om te oefenen.
Welke woordsoort is 'haar' in deze zin?

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Wederkerig voornaamwoord
4. Wederkerend voornaamwoord

Ik bezeer me aan zijn voet die uitsteekt.
Welk woord in bovenstaande zin is een bezittelijk voornaamwoord?

Dat mooie cijfer voor de aanstaande toets is van mij.

Wat is de woordsoort van 'mij' in bovenstaande zin?

1. Persoonlijk voornaamwoord
2. Wederkerend voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Wederkerig voornaamwoord

Vragen?