Werkwoordspelling quiz

Engelse ww tegenwoordige tijd
Ik zie Jim aan de overkant, hij ..... op straat
A
skat
B
skatet
C
skate
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Engelse ww tegenwoordige tijd
Ik zie Jim aan de overkant, hij ..... op straat
A
skat
B
skatet
C
skate

Slide 1 - Quiz

Nederlandse ww tegenwoordige tijd
De jongen ... een horloge in het zand.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 2 - Quiz

Tegenwoordige tijd ww

... je broer deze vraag vandaag?
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 3 - Quiz

ww tegenwoordige tijd

... je die film leuk?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 4 - Quiz

tegenwoordige tijd Engels ww
Er is niks op de televisie, Eva .... naar een andere zender.
A
zappt
B
zapet
C
zapt

Slide 5 - Quiz

tegenwoordige tijd Engelse ww
John ... graag op zijn spelcomputer.
A
gamt
B
gamed
C
gamet

Slide 6 - Quiz

tegenwoordige tijd Engelse ww
Die jongen danst goed, hij ..... bij dansschool Evita.
A
breakdanct
B
breakdancd
C
breakdancet

Slide 7 - Quiz

verleden tijd Engelse ww
Gisteren .... hij de bestanden van zijn computer.
A
delete
B
deletete
C
delette

Slide 8 - Quiz

verleden tijd Engelse ww
Vorige week .... we in een mooi bos.
A
paintbalden
B
paintballden
C
paintbalde

Slide 9 - Quiz

verleden tijd Engelse ww
De jongen .... gisteren de bal naar zijn vriend
A
paste
B
paaste
C
passte

Slide 10 - Quiz

verleden tijd
Het meisje .... de jurk in de winkel.
A
pasde
B
paste
C
pastte

Slide 11 - Quiz

verleden tijd
In de vorige les ..... de student alle vragen.
A
beantwoordde
B
beantwoorde
C
beantwoorte

Slide 12 - Quiz

bijvoeglijk gebruik voltooid deelwoord
De correct ... vraag was erg moeilijk.
A
beantwoordde
B
beantwoorde
C
beantwoorden

Slide 13 - Quiz

bijvoeglijk gebruik voltooid deelwoord
Op de .... weg reden veel auto's.
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbreede

Slide 14 - Quiz

voltooid deelwoord

Zij was erg ...
A
gestrest
B
gestresst
C
gestressd

Slide 15 - Quiz

Voltooid deelwoord
Ik ben vorige week ....
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 16 - Quiz

Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .....
A
beloofd
B
belooft
C
beloven

Slide 17 - Quiz

Welke woorden zijn tegenwoordig deelwoorden?
De jongen heeft fluitend en zingend de pizza's rondgebracht.
A
fluitend, zingend, rondgebracht
B
fluitend, zingend
C
rondgebracht

Slide 18 - Quiz