Proefwerk NE: les 33, 34, 41 en 42 versie B

Proefwerk leesvaardigheid
Leerstof: 
Les 33: Tekstverband opsomming
Les 34: Tekstverband tegenstelling
Les 41: Hoofdzaken en bijzaken
Les 42: Feiten en meningen

Omvang:
9 vragen, circa 30 minuten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Proefwerk leesvaardigheid
Leerstof: 
Les 33: Tekstverband opsomming
Les 34: Tekstverband tegenstelling
Les 41: Hoofdzaken en bijzaken
Les 42: Feiten en meningen

Omvang:
9 vragen, circa 30 minuten

Slide 1 - Slide

Lees de tekst.
Welke tegenstelling vind je in de eerste alinea?
Neem dit over in je antwoord:

Er zijn wel ......,
Maar geen ......

Slide 2 - Open question

Aan welke signaalwoorden herken je de opsomming in de derde alinea?

Slide 3 - Open question

Geef een voorbeeld van een signaalwoord dat bij een tegenstelling hoort.
Let op: gebruik een signaalwoord dat niet in de tekst voorkomt.

Slide 4 - Open question

Welke twee uitspraken kloppen? Schrijf de letters op.

A. In elke tekst staan hoofdzaken en bijzaken
B. Alle extra informatie in een tekst noem je hoofdzaken
C. Alle belangrijke informatie in een tekst noem je bijzaken
D. Als je de hoofdgedachte van een tekst wilt vinden, moet je de hoofdzaken opnoemen

Slide 5 - Open question

Is deze zin uit de tekst een feit of een mening?

Wij, de gepensioneerden, hebben hard gewerkt en kunnen nu voor een groot deel goed leven en genieten van onze oude dag
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Is deze zin uit de tekst een feit of een mening?

De huidige politieke partijen doen alsof zij zich inspannen voor de belangen van jongeren.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quiz

De schrijver geeft meerdere argumenten voor een jongerenpartij.
Welk argument vind jij het sterkst?
Leg uit waarom.

Slide 8 - Open question

Lees tekst 2.
In alinea 5 staat een opsomming. Welke signaalwoorden kun je hier gebruiken?

Slide 9 - Open question

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?

Het komt bijvoorbeeld tot uiting op Koningsdag, een nationale feestdag die eind negentiende eeuw voor het eerst gevierd wordt.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 10 - Quiz

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?

De afgelopen jaren wordt het Oranjegevoel vooral gewekt in de Nederlandse sport.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 11 - Quiz

Is deze zin uit de tekst een hoofd- of een bijzaak?

Maar liefst 4,1 miljoen kijkers stemden in
Nederland af op de finale en de Leeuwinnen kregen een grootse huldiging in Utrecht.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 12 - Quiz

Waar kun je hoofdzaken in de tekst vinden?
Noem drie plekken.

Slide 13 - Open question

Ik weet wat een hoofdzaak en bijzaak is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ik kan zinnen met hoofdzaken en zinnen met bijzaken van elkaar onderscheiden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll