H2 hfst 12 Kijk op kans

Je hebt zin om te gaan lunchen bij de stadsboerderij. Je neemt een soepje met een pistoletje.
Bereken uit hoeveel verschillende combinaties jij dan kunt kiezen.
1 / 17
next
Slide 1: Open question
wiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Je hebt zin om te gaan lunchen bij de stadsboerderij. Je neemt een soepje met een pistoletje.
Bereken uit hoeveel verschillende combinaties jij dan kunt kiezen.

Slide 1 - Open question

Je ziet hier enkele
10 zijdige dobbelstenen.
Wat is de kans dat je een
3 gooit met één van deze dobbelstenen.
A
1 op 6
B
1 op 3
C
1 op 10
D
3 op 10

Slide 2 - Quiz

Zoals je hiernaast ziet zijn er verschillende soorten dobbelstenen.
Bereken hoeveel verschillende combinaties je kunt maken met het gooien van drie dobbelstenen,
als je de 4-zijdige , de 6-zijdige en de 8-zijdige dobbelsteen gebruikt.

Slide 3 - Open question


Als zijn kans 4 op 5 is, hoeveel patronen zitten er dan in dit pistool?
A
1
B
4
C
5

Slide 4 - Quiz

Hiernaast zie je het resultaat van het gooien met 2 dobbelstenen.

Wat is de kans dat het totaal aantal ogen minstens 10 is?
A
3 op 10
B
5 op 18
C
1 op 6
D
1 op 12

Slide 5 - Quiz


Je ziet hier 2 draaischijven, met als resultaat wit en rood.

Wat is de kans dat je deze combinatie draait.

A
1 op 2
B
1 op 3
C
1 op 4
D
1 op 6

Slide 6 - Quiz

Bereken hoeveel verschillende nummerborden je kunt maken in deze combinatie, als je alle letters en cijfers mag gebruiken.

Slide 7 - Open question

Hiernaast zie je een auto van het koninklijk huis. Hoeveel verschillende nummerborden zijn er in deze combinatie mogelijk?

Slide 8 - Open question

Bij het spel paardenrace zet je 12 paarden (pionnen) in startpositie. Daarna gooi je met 2 dobbelstenen. Het paard dat overeenkomt met het totaal aantal ogen van de dobbelstenen mag 1 plaats vooruit. Dit speel je net zo lang tot er een paard als eerste de overkant heeft bereikt. Welk paard heeft de grootste kans om te winnen? Leg ook uit waarom.

Slide 9 - Open question

Als je de hoofdprijs wilt winnen moet je alle letters en cijfers goed hebben.
Stel dat alle mogelijke combinaties van de loten zijn verkocht.

Bereken de kans dat jij het winnende lot in handen hebt.

Slide 10 - Open question

Een volledig kaartspel heeft 52 kaarten.
Ik heb de kaarten hiernaast al uit het spel getrokken.
Ik trek nu nog een kaart uit het kaartspel.

Bereken de kans dat het weer een ruiten is?

Slide 11 - Open question

Een gezin bestaat uit 3 kinderen.
Bereken de kans in procenten
dat dit gezin bestaat uit 2 jongens en 1 meisje.
Geef je antwoord in 1 decimaal.

Slide 12 - Open question

Je pakt uit beide vazen een bal.
Wat is de kans dat je 2 paarse ballen hebt gepakt?
A
1 op 5
B
2 op 3
C
3 op 8
D
2 op 15

Slide 13 - Quiz

Jeroen en Julia gaan een spel spelen. Het is belangrijk wie hierbij mag beginnen. 
Zoek uit welke manier wel of niet eerlijk zijn om te beginnen. Sleep ze naar het juiste vlak.
Eerlijk
Niet eerlijk
Ze gooien met een dobbelsteen. Bij een even aantal ogen mag Jeroen beginnen. Bij een oneven aantal ogen mag Julia beginnen.
Ze gooien met een 10-zijdige dobbelsteen. Is het aantal ogen lager dan 5 dan mag Jeroen beginnen. Is het aantal ogen hoger dan 5 dan mag Julia beginnen.

Ze gebruiken een spel kaarten. Wordt er een plaatje getrokken, dan mag Jeroen beginnen. Wordt er een getal getrokken dan mag Julia beginnen.

Slide 14 - Drag question

Om in te loggen op het computernetwerk van school heeft iedere docent een code. Deze codes bestaan uit vier hoofdletters en worden volledig willekeurig samengesteld. Voorbeelden van zulke codes zijn AAAQ of STUF. Ieder schooljaar krijgt elke docent een unieke code.

Meneer De Beer hoopt dat hij als code BEER krijgt.
Bereken hoe groot de kans daarop is. Geef je antwoord in procenten in vier decimalen nauwkeurig.

Slide 15 - Open question

Een fietsenhandel heeft herenfietsen in verschillende kleuren en maten. Hiernaast zie je de mogelijkheden.
Teken op papier een boomdiagram waarin je alle combinaties van herenfietsen laat zien.


Slide 16 - Open question

Een postcode bestaat uit 4 cijfers en 2 letters.
Een postcode mag niet met het cijfer 0 beginnen.

Bereken hoeveel verschillende postcodes er in totaal mogelijk zijn.

Slide 17 - Open question