Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Woordsoorten H1
Persoonlijk en bezittelijk vnw
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordsoorten H1
Persoonlijk en bezittelijk vnw

Slide 1 - Slide

Ga alvast zitten op je eigen plek

Slide 2 - Slide

Agenda
Voorlezen
Herhalen theorie en gebruik hun en hen
Opdrachten nakijken
Zelf oefenen
Afsluiten

Lesdoel:
Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin herkennen.

Slide 3 - Slide

Let op het woordje 'het'
Het is een persoonlijk voornaamwoord
Als het verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
Het is mooi weer.
Het is afgelopen.

Het is een lidwoord
Als het voor een zelfstandig naamwoord staat.
Het paard staat in de wei.
Het meisje vertelde ons de waarheid.

Slide 4 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk vnw
Persoonlijk vnw: om wie gaat het?
Bezittelijk vnw: van wie is het?
Staat altijd voor een zn

Slide 5 - Slide


Ik kijk televisie met mijn broertje.
wat is het pers. vnw?
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje

Slide 6 - Quiz


Zij geeft mij altijd complimentjes.
Wat is het pers. vnw?
A
zij
B
mij
C
zij én mij

Slide 7 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 8 - Quiz


Ons idee is het om een taart te bakken.
Ons is in deze zin een.....?
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 9 - Quiz

Let op: 'hun' en 'hen' worden vaak door elkaar gebruikt.
https://www.youtube.com/watch?v=kawikrav0uk

Slide 10 - Slide

Aan de slag:
Blz. 31 Opdracht 2 en 4 maken.
Blz. 62 theorie lezen kww/ hww
Maken opdracht 1 klassikaal
Huiswerk:
Opdracht 2 en 5 vanaf blz. 62



Slide 11 - Slide