This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Woordsoorten H1
Persoonlijk en bezittelijk vnw
Slide 1 - Slide
Ga alvast zitten op je eigen plek
Slide 2 - Slide
Agenda
Voorlezen Herhalen theorie en gebruik hun en hen Opdrachten nakijken
Zelf oefenen
Afsluiten
Lesdoel:
Je kunt persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin herkennen.
Slide 3 - Slide
Let op het woordje 'het'
Het is een persoonlijk voornaamwoord Als het verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Het is mooi weer. Het is afgelopen.
Het is een lidwoord Als het voor een zelfstandig naamwoord staat. Het paard staat in de wei. Het meisje vertelde ons de waarheid.
Slide 4 - Slide
Persoonlijk of bezittelijk vnw
Persoonlijk vnw: om wie gaat het?
Bezittelijk vnw: van wie is het?
Staat altijd voor een zn
Slide 5 - Slide
Ik kijk televisie met mijn broertje. wat is het pers. vnw?
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje
Slide 6 - Quiz
Zij geeft mij altijd complimentjes. Wat is het pers. vnw?
A
zij
B
mij
C
zij én mij
Slide 7 - Quiz
Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord: Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei
Slide 8 - Quiz
Ons idee is het om een taart te bakken. Ons is in deze zin een.....?
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei
Slide 9 - Quiz
Let op: 'hun' en 'hen' worden vaak door elkaar gebruikt.