6.4 Gelijkheid voor alle geloven

6.4 Gelijkheid voor alle geloven
Quiz
1 / 15
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

6.4 Gelijkheid voor alle geloven
Quiz

Slide 1 - Slide

Verschillende geloven in 1 land
In de geschiedenis:
  • In de Republiek: geen gelijkheid voor godsdiensten >> protestanten (calvinisten) hadden meer rechten dan andere gelovigen.
  • Verlichting: niet eerlijk >> godsdienstvrijheid (1798).
  • Rooms-Katholieken merkten vrij weinig van de verandering >> nog steeds ondergeschikt.
  • Grondwet van 1848: Staat moet zich zo min mogelijk bemoeien met het geloof >> alles veranderde: Katholieke geloof bloeide weer op (katholieke emancipatie).

Slide 2 - Slide

Schuilkerken
In de geschiedenis:
  • In de Republiek: geen gelijkheid voor godsdiensten >> protestanten (calvinisten) hadden meer rechten dan andere gelovigen.
  • Verlichting: niet eerlijk >> godsdienstvrijheid (1798).
  • Rooms-Katholieken merkten vrij weinig van de verandering >> nog steeds ondergeschikt.
  • Grondwet van 1848: Staat moet zich zo min mogelijk bemoeien met het geloof >> alles veranderde: Katholieke geloof bloeide weer op (katholieke emancipatie).

Slide 3 - Slide

Wat was de mening van liberalen over geloof en de staat?
A
Zij vonden dat religie en staat gescheiden moesten blijven
B
Zij vonden dat religie en staat verbonden met elkaar moesten worden.
C
Zij waren grote voorstanders van partijen op basis van religie.
D
Zij wilden dat de kerken zichzelf op gingen splitsen in nieuwe kerken.

Slide 4 - Quiz

Wat is 'openbaar onderwijs'?
A
Dat is onderwijs voor iedereen. Een algemene opleiding waar je niet specifiek op basis van een geloof les krijgt.
B
Dat is onderwijs voor protestantse en katholieke kinderen, op basis van hun eigen religie dus.

Slide 5 - Quiz

Is dit openbaar of bijzonder onderwijs?
A
Openbaar
B
Bijzonder

Slide 6 - Quiz

Wat was het probleem dat christenen hadden met betrekking tot de scholen?
A
Dat er algemeen christelijk onderwijs gegeven werd.
B
Dat ze geen eigen scholen op mochten richten.
C
Dat hun scholen niet gefinancierd werden door de staat.
D
Dat liberalen deden alsof zij minderwaardig waren in het onderwijs.

Slide 7 - Quiz

Hoe heet de stroming waarbij je vindt dat je bij het bestuur uit moet gaan van je godsdienstige overtuiging?
A
Conservatieven
B
Christenen
C
Communisten
D
Confessionelen

Slide 8 - Quiz

Hoe heet de eerste politieke partij van confessionelen?
A
Antirevolutionaire Partij
B
Antichristelijke Partij
C
Antiliberale Partij
D
Antiradicale Partij

Slide 9 - Quiz

Hoe en wanneer werd de schoolstrijd beslist?
A
In 1917, door gelijke financiering uit te ruilen tegen algemeen mannenkiesrecht.
B
In 1917, door gelijke financiering af te dwingen bij de liberalen en socialisten.
C
In 1918, toen een rooms-katholieke minister-president de macht kreeg die de schoolstrijd eindigde.
D
In 1919, toen er algemeen kiesrecht was en de mensen eisten dat er gelijke financiering kwam.

Slide 10 - Quiz

Welke vier levensbeschouwelijke groepen waren er in Nederland?
A
Katholieken, gereformeerden, protestanten en liberalen.
B
Katholieken, gereformeerden, socialisten en communisten.
C
Katholieken, protestanten, liberalen en conservatieven.
D
Katholieken, gereformeerden, socialisten en liberalen.

Slide 11 - Quiz

Hoe heet de verdeling van de samenleving in vier levensbeschouwelijke groepen?

Slide 12 - Open question

Hoe lang duurde de Verzuiling ongeveer?
A
Van 1750 tot 1880
B
Van 1880 tot 1965
C
Van 1900 tot 1945
D
Van 1965 tot 1985

Slide 13 - Quiz

Welke zuil was het meest gesloten?
A
Katholieken
B
Gereformeerden
C
Socialisten
D
Liberalen

Slide 14 - Quiz

Welke zuil liet andersdenkenden toe tot hun algemene organisaties?
A
Katholieken
B
Gereformeerden
C
Socialisten
D
Liberalen

Slide 15 - Quiz