1L Herhaling voornaamwoorden 12 december

Voornaamwoorden
Grammatica §35
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voornaamwoorden
Grammatica §35

Slide 1 - Slide

Voornaamwoorden
Oefenen met toetsstof

Slide 2 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.




 
Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

Slide 3 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan
mijn boek

Slide 4 - Slide

Noem de persoonlijk voornaamwoorden

Heb jij hem al eens eerder gezien?

Slide 5 - Open question

Noem de persoonlijk voornaamwoorden

Waar komen zij en haar moeder vandaan?

Slide 6 - Open question

Noem de persoonlijk voornaamwoorden

We zijn gisteren met je broer naar zijn nieuwe huis wezen kijken.

Slide 7 - Open question

Is dat schrift van
A
jou
B
jouw
C
u
D
uw

Slide 8 - Quiz

Klaas vindt ..............
recept beter.
A
jou
B
jouw

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

LEREN

Slide 12 - Slide

Betrekking betekent dat 'het te maken heeft met' of 'terug slaat op'

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord AV

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De man die daar loopt, is mijn oud-collega.
Het horloge dat ik voor mijn verjaardag kreeg, is gestolen.

Slide 18 - Slide

Kun je wie vervangen door diegene die?
Dan is het betrekkelijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

Kun je wat vervangen door dat wat?
Dan is het betrekkelijk voornaamwoord

Slide 20 - Slide

Vul een passend AV in:
Heb je ... boek over computers gekocht bij ..... nieuwe winkeltje in de Goudsteeg?

Slide 21 - Open question

Vul een passend AV in:
Op ...... oude schilderij staat de burgemeester van Arnhem.

Slide 22 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik kijk televisie met mijn broertje.
A
ik
B
mijn
C
televisie
D
broertje

Slide 23 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij én mij
D
altijd

Slide 24 - Quiz

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in deze zin:
Ik geef het op.
A
ik
B
het
C
ik én het
D
op

Slide 25 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Zij kijkt ons indringend aan.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 26 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Ons idee is om een taart te bakken.
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 27 - Quiz

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?

De beslissing die de regering nam, was erg lastig.

Slide 28 - Open question

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?

Het mooiste boek dat ik ooit gelezen heb was 'De gelukvinder'

Slide 29 - Open question

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?

Het leukste wat we dit schooljaar hebben gedaan, waren de opdrachten tijdens Nederlands.

Slide 30 - Open question

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?

Alle leerlingen van klas 1 gaan een goed cijfer voor hun toets halen, wat Ariane heel erg fijn vindt.

Slide 31 - Open question

Noteer het aanwijzend voornaamwoord

Die meisjes zitten hun broertje te pesten.

Slide 32 - Open question

Noteer het aanwijzend voornaamwoord

Wil je met ons dat werkstuk afmaken?

Slide 33 - Open question

Noteer het aanwijzend voornaamwoord

Dat had ik niet verwacht van dat groepje!

Slide 34 - Open question


Slide 35 - Open question


Slide 36 - Open question


Slide 37 - Open question


Slide 38 - Open question


Slide 39 - Open question


Slide 40 - Open question

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
Wie dit leest is gek.

Slide 41 - Open question