online les donderdag 18 november

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Das Programm für heute
  • Besprechen Hausaufgaben
  • Wiederholen 'haben & sein'

Slide 2 - Slide

das Lernziel:

Ik kan de werkwoorden 'haben' und 'sein' vervoegen en toepassen.



Slide 3 - Slide

'haben' und 'sein'
Dat zijn de werkwoorden hebben en zijn. Deze heb je in bijna iedere zin nodig.
Zeker voor zinnen met een voltooid deelwoord.

Slide 4 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
haben 
  hab
ha
ha

hab
hab
hab
uitleg

Slide 5 - Slide

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
bin
bist
ist

sind
seid
sind
sein 
uitleg

Slide 6 - Slide

     Grammatik: haben sein & werden
 Übungen

Slide 7 - Slide

maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

Slide 8 - Slide

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 9 - Drag question

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 10 - Drag question

haben oder sein ????
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen) !!!!

Slide 11 - Slide

............... du Zeit für mich?

Slide 12 - Open question

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 13 - Open question

.................. du müde?

Slide 14 - Open question

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 15 - Open question

Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.

Slide 16 - Open question

Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.

Slide 17 - Open question

Johann, wo...............du?

Slide 18 - Open question

.............. ihr froh, dass der Urlaub beginnt?

Slide 19 - Open question

Er ........... seine Oma schon lange nicht mehr gesehen.

Slide 20 - Open question

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 21 - Open question

die Lernliste Wörter

Slide 22 - Slide

de jongen =
A
die Junge
B
der Junge
C
das Junge
D
die Jungen

Slide 23 - Quiz

wat is de vertaling van 'het gezin'?

Slide 24 - Open question

Hoe noem je dit familielid in het Duits?

Slide 25 - Open question

de vaders =
A
die Vater
B
der Vater
C
die väter
D
die Väter

Slide 26 - Quiz

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Slide

Habt ihr Fragen??

Slide 31 - Slide