Zenuwstelsel

1 / 31
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les: 

Kun jij  de werking van het zenuwstelsel beschrijven


Kun jij de functies van het zenuwstelsel benoemen


Kun jij  de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Perifeer zenuwstelsel
                       zenuwstelsel                 buiten schedel en het wervelkanaal 

Slide 4 - Slide

Functies van het zenuwstelsel
  1. opvangen van prikkels
  2. geleiden van prikkels
  3. regelen van spiertonus (spierspanning)
  4. regelen coördinatie
  5. Psychische functies 

Slide 5 - Slide

Zintuigen pikken de prikkels op en de zenuwen vervoeren ze naar de hersenen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Centraal Zenuwstelsel 
Grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
ruggenmerg

Slide 8 - Slide

Hersenen
  • 86 miljard zenuwcellen
  • iedere zenuwcel kan met ongeveer 5.000 andere zenuwcellen verbinding maken
  • wegen 1 - 1,5 kg

Slide 9 - Slide

Hersenen
Grote hersenen
  • verantwoordelijke voor alle bewuste bewegingen
  • cognitieve functies, rekenen, taal, navigeren, emotie, geheugen

Kleine hersenen
  • coördinatie van bewegingen en het aan en ontspannen van spieren
  • bewaren van evenwicht

Slide 10 - Slide

Hersenstam
Ruggenmerg
Hersenstam
  • zorgt voor veel processen, zoals bloeddruk, temperatuur, ademhaling

Ruggenmerg
  • schakels tussen hersenen en spieren/organen
  • per wervel zenuw banen naar het lichaam 

Slide 11 - Slide

Ruggenmerg
-Hoofd en hals direct met hersenen verbonden
-Romp en ledematen zijn met ruggenmerg verbonden
-prikkels gaan via ruggenmerg naar de hersenen, piramidale systeem, gekruist

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Perifere Zenuwstelsel
Vervoerders van 'prikkels' van zintuigen naar het CZS en van het CZS naar de spieren en organen
  1. motoriek
  2. aanraken
  3. evenwicht
  4. visueel
  5. geluid

Slide 14 - Slide

motorische zintuigen 
via de hersenen terug naar ruggenmerg en de motorische uitput.  zij gaan naar het doelorgaan.

willekeurig ; iets wat we bewust aansturen. bv hand opsteken 
onwillekeurig ; geen bewuste invloed, bv hartslag is nu 80 pm


Slide 15 - Slide

Autonome Zenuwstelsel
Sympatisch
Stress
Gaspedaal

Parasympatisch
RUST
Rempedaal

Slide 16 - Slide

sympatisch
fight - flight
  • Alert
  • zweetklieren
  • hartslag omhoog 
  • stress systeem in actie
  • lever geeft suikers af
  • arm, been, buikspieren spannen aan




Slide 17 - Slide

para sympatisch 
rust - herstel 
  • normale ademhaling
  • zweten stopt
  • spierspanning daalt
  • hartslag daalt
  • voedsel wordt verteerd

Slide 18 - Slide

reflexen/reflexboog

Slide 19 - Slide

reflexen
Een reflex is een snelle automatische reactie van het lichaam op een sensorische prikkeling. De reactie is motorisch: er worden spieren of klieren aangestuurd.

uit veiligheid
gaat onbewust, niet via je hersenen


Slide 20 - Slide

Het zenuwstelsel bestaat uit
A
centraal zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen
B
centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
C
centraal zenuwstelsel en lichaamzenuwen
D
perifeer zenuwstelsel en lichaamszenuwen

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Zenuwstelsel
B
Hersenstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
autonoom zenuwstelsel

Slide 22 - Quiz

Sleep de kenmerken naar het juiste zenuwstelsel
Heb je niet alles goed? Druk op reset.

Sympatisch zenuwstelsel
Parasympatisch zenuwstelsel
Stimulatie van de hartactiviteit en ademhaling
Opslag reservevoedsel
Bloedvatverwijding in spijsverteringsorgaan
Afgifte adrenaline
Minder energieverbruik
Toename zweetproductie

Slide 23 - Drag question

Een ........ is een orgaan dat reageert op bepaalde invloeden uit de omgeving
Een bepaalde invloed uit de omgeving noemen we een ........
Zintuigcellen zetten prikkels om in ......
Zintuig
prikkel
impulsen

Slide 24 - Drag question

Wat is de taak van de zenuwen
A
impulsen aanmaken
B
impulsen doorgeven aan de hersenen
C
ze verbinden het centrale zenuwstelsel met de rest van lichaam
D
ze produceren bepaalde stoffen

Slide 25 - Quiz

Een ander woord voor een zenuwcel is?
A
Dendriet
B
Impulsen
C
Neuronen
D
Axon

Slide 26 - Quiz

Wat zijn zintuigen?
A
Een spier
B
Een stof die er voor zorgt om een prikkel over te brengen
C
Orgaan die bepaalde prikkels opvangen
D
Een cel die reageert op aansturen van een andere stof

Slide 27 - Quiz

Wat is een reflex?
In een reflex stapte Sanne opzij.
A
een automatische reactie
B
een vriendelijk gebaar
C
een vrijwillige besluit

Slide 28 - Quiz

Wanneer word je je bewust van een reflex?
A
Voor het motorische effect heeft plaatsgevonden
B
Nadat het motorische effect heeft plaatsgevonden

Slide 29 - Quiz

leerdoelen
Kun jij de werking van het zenuwstelsel beschrijven
Kun jij de functies van het zenuwstelsel benoemen
       Kun jij de onderdelen van het zenuwstelsel benoemen

Is het gelukt??
Canvas voor extra info 



Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide