What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Pincode 4basis Hoofdstuk 3 begrippentest
Hoofdstuk 3 begrippentest
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 3 begrippentest
Slide 1 - Slide
Automatiseren
A
Machines nemen het zware werk van mensen over
B
De kosten die je hebt voor het maken van één product
C
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame.
D
Computers en computerprogramma’s sturen de machines aan.
Slide 2 - Quiz
Kostprijs per product
A
Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben
B
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
C
– De middelen die je nodig hebt om iets te produceren: natuur, arbeid en kapitaal
D
De productie per persoon in een bepaalde tijd
Slide 3 - Quiz
Mechaniseren
A
Machines nemen het zware werk van mensen over
B
Computers en computerprogramma’s sturen de machines aan.
C
– De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren
D
Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
Slide 4 - Quiz
Productiefactoren
A
Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben.
B
Nieuwe technieken en nieuwe uitvindingen.
C
De middelen die je nodig hebt om iets te produceren: natuur, arbeid en kapitaal.
D
De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren
Slide 5 - Quiz
Technologische ontwikkelingen
A
Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben.
B
Machines nemen het zware werk van mensen over
C
De middelen die je nodig hebt om iets te produceren: natuur, arbeid en kapitaal.
D
Nieuwe technieken en nieuwe uitvindingen.
Slide 6 - Quiz
Afzet
A
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame.
B
Het aantal producten dat je verkoopt.
C
Winkelprijs. De verkoopprijs inclusief btw
D
De verkoopopbrengst
Slide 7 - Quiz
Bedrijfskosten
A
– Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben.
B
Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
C
Winkelprijs. De verkoopprijs inclusief btw
D
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame
Slide 8 - Quiz
Brutowinst
A
Nettowinst of nettoverlies. Het bedrag dat overblijft nadat je ook alle bedrijfskosten betaald hebt
B
Verkoopopbrengst. Het totaalbedrag dat je ontvangt door producten te verkopen.
C
Wat je overhoudt van de omzet nadat je de inkoopwaarde ervan betaald hebt.
D
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame
Slide 9 - Quiz
Nettoresultaat
A
Het bedrag dat een winkelier optelt bij de inkoopprijs. Daarmee berekent hij de verkoopprijs
B
Nettowinst of nettoverlies. Het bedrag dat overblijft nadat je ook alle bedrijfskosten betaald hebt.
C
Wat je overhoudt van de omzet nadat je de inkoopwaarde ervan betaald hebt.
D
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame
Slide 10 - Quiz
Omzet
A
Verkoopopbrengst. Het totaalbedrag dat je ontvangt door producten te verkopen.
B
Nettowinst of nettoverlies. Het bedrag dat overblijft nadat je ook alle bedrijfskosten betaald hebt.
C
– Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
D
Wat je overhoudt van de omzet nadat je de inkoopwaarde ervan betaald hebt.
Slide 11 - Quiz
Brutowinstopslag
A
De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren
B
Winkelprijs. De verkoopprijs inclusief btw
C
Het bedrag dat een winkelier optelt bij de inkoopprijs. Daarmee berekent hij de verkoopprijs.
D
Wat je overhoudt van de omzet nadat je de inkoopwaarde ervan betaald hebt.
Slide 12 - Quiz
Consumentenprijs
A
De kosten die je hebt in je bedrijf. Bijvoorbeeld voor huur, lonen en reclame.
B
Winkelprijs. De verkoopprijs inclusief btw
C
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
D
Het bedrag dat een winkelier optelt bij de inkoopprijs. Daarmee berekent hij de verkoopprijs.
Slide 13 - Quiz
Arbeidsproductiviteit
A
Nieuwe technieken en nieuwe uitvindingen.
B
Computers en computerprogramma’s sturen de machines aan
C
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
D
De productie per persoon in een bepaalde tijd
Slide 14 - Quiz
Maatschappelijke kosten
A
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
B
Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben
C
Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
D
De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren.
Slide 15 - Quiz
Maatschappelijke opbrengsten
A
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
B
Negatieve gevolgen van productie waar anderen last van hebben
C
Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
D
De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren.
Slide 16 - Quiz
Productiecapaciteit
A
De kosten die je hebt voor het maken van één product.
B
De productie per persoon in een bepaalde tijd
C
Positieve gevolgen van productie waar anderen voordeel van hebben.
D
De maximale hoeveelheid die een bedrijf kan produceren.
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
Pincode 4basis Hoofdstuk 3 begrippentest
December 2023
- Lesson with
15 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Economie hoofdstuk 3
January 2024
- Lesson with
17 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
3.2 Hoeveel levert het op?
August 2018
- Lesson with
44 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Herhalingsles H5 | Voorbereiding toets
June 2022
- Lesson with
23 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
3.2 Winst of verlies?
August 2018
- Lesson with
39 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Herhalingsopdrachten H5
April 2022
- Lesson with
38 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
hoofdstuk 3 Ben jij ondernemend? Wat weet je nog?
October 2023
- Lesson with
42 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
hoofdstuk 3 Ben jij ondernemend?
January 2024
- Lesson with
42 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4