Herhaling hoofdstuk 1

Welkom bij het vak
Economie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom bij het vak
Economie

Slide 1 - Slide

 Economie 2 BK
  • Its learning  Weektaken 2.1.4
  • Boeken terug
  • Herhalen hoofdstuk 1, lastige vragen.
  • Volgende week maandag toets!!! 
  • Vergeet je rekenenmachine NIET!!!
Wat gaan we doen?

Slide 2 - Slide

Terugblik
Hoofdstuk 1

Slide 3 - Slide

Het voorzien van je behoeften
  • Goederen, kun je vastpakken

  • Diensten                                                                                                                kun je NIET                                                                                            vastpakken !!

Slide 4 - Slide

Afronden

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
  • Rond het getal 4,7 af op een geheel getal?
  • Rond het getal 5,546 af op 1 decimaal?
  • Wat is 1 decimaal?
  • Rond het getal 5,546 af op 2 decimalen?
  • Wat is nu 2 decimalen?

Slide 6 - Slide

Geldbedragen noteren

  • Hoe doe je dat??

  • Bij geldbedragen schrijf je 2 decimalen
  • Tussen de helen en de decimalen schrijf je een komma.
  • Denk erom op de rekenmachine toets je een punt in!!
  • Hoe schrijf je dan het bedrag 17,50,- juist?

Slide 7 - Slide

Kader
                                         Gebruiken of verbruiken
  • Verbruiksgoederen
  • verbruik je in korte tijd, daarna zijn ze op.                                           Bijv. een broodje of flesje water.
  • Gebruiksgoederen
  • gaan langer mee.                                                                                          Bijv. een game of laptop, die gebruik je vaker.

Slide 8 - Slide

Behoeften verschillen 
  • Wat is je favoriete kleding- of schoenenmerk?

- Jongens vinden soms andere dingen leuk dan meisjes 
- Leeftijd 

Budget:
- Het geld wat je kunt gebruiken om iets te kopen 



Slide 9 - Slide

Invloed op jouw keuze
  • Sociale beïnvloeding:
  • - Je omgeving beïnvloed je keuze 
  • - Mensen met wie je omgaat
  • - Familie en vrienden 

  • Commerciële beïnvloeding:
  • - Reclame 
  • - Commercieel betekent dat ze er iets aan willen verdienen

Slide 10 - Slide

Met procenten een getal berekenen 

Je kunt het op verschillende manieren berekenen:
  • Met een verhoudingstabel 
  • formule gebruiken 


Slide 11 - Slide

Korting berekenen
Astrid koop een spijkerbroek van €49,95.
Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs.



Slide 12 - Slide

Probeer deze zelf. 
  • Bereken het antwoord:
  • Op deodorant van € 3,75 krijg je een korting van 40%.
  • Wat is het bedrag van de korting. 

 Procent
100%
1
40
Bedrag
3,75
??

Slide 13 - Slide

Nog een
  • Bereken het antwoord:
  • Op een fles parfum krijg je 35% korting de prijs is € 82,95.
  • Wat is het bedrag dat ik moet betalen, rond het bedrag af op 2 decimalen.
  • Tip vul de tabel in. 
  • 53,92 wordt het nieuwe bedrag.





 Procent
100%
1
Bedrag

Slide 14 - Slide

Sta je sterk als consument?
Terugblik:
Wetten die de consument helpen:
  • recht op: deugdelijk product
  • warenwet: product mag niet schadelijk zijn voor je gezondheid (-> controle door NVWA)

Deugdelijk product:
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 15 - Slide

Garantie:
  • de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is.
  • binnen EU: minimaal 2 jaar garantie op elektronische apparaten
  • let op: niet voor normale slijtage of fouten van jezelf!

Slide 16 - Slide

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten, want je wilt geen geld tekort komen.

Slide 17 - Slide

1 jaar heeft .....??...... dagen

1 jaar heeft .....??...... weken

1 jaar heeft ....??...... kwartalen

1 kwartaal heeft ...??......... maanden

Slide 18 - Slide

Stel:


  • Je krijgt € 6,= zakgeld per week
  • Hoeveel krijg je dan per maand (reken maar even uit...)

Slide 19 - Slide

Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR PER JAAR!!!!!

  • € 6 per week
  • € 6 x 52 = € 312 per jaar
  • € 312 : 12 = € 26,= per maand


Slide 20 - Slide

Vaste lasten
Uitgaven die met een regelmaat terugkeren.

Bijvoorbeeld:
-Sportabbonement
-Gas, water en licht
-Contributie

Slide 21 - Slide

Huishoudelijke uitgaven / dagelijkste uitgaven
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.
Voorbeelden:
De wekelijkse boodschappen
Cadeau voor je zusje
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 22 - Slide

Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je maar af en toe doet.

VB:
Auto gaat kapot
Op vakantie gaan
Wasmachine gaat kapot etc.

Slide 23 - Slide

Voor Kader Leerlingen


  • Reserveren
  • Iedere maand/week/jaar zet je een bedrag opzij om later grote uitgaven te kunnen betalen
  • Hoe te berekenen;
  • Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden

Slide 24 - Slide

Voorbeeld;
Over drie en een halfjaar wil je graag een scooter kopen van € 3250,00.
Je hebt al € 250,00 gespaard.
  • Hoeveel moet je nu per maand reserveren?
  • 3 jaar dat is 3 x 12 maanden = 36 maanden
  • halfjaar is 12:2 = 6 maanden
  • 36 + 6 = 42 maanden
  • 3250 - 250 = 3000 : 42 = € 71,42857 = € 71,43 p.m.

Slide 25 - Slide

Leerdoelen 1.1
  • wat voor behoeften er zijn
  • het verschil tussen goederen en diensten 
  • wat consumeren en zelfvoorziening is
  • hoe je een getal moet afronden
  • je kunt een geldbedrag op de juiste manier noteren
                                                      Kader
  • het verschil tussen gebruiksgoederen en verbruiksgoederen 

Slide 26 - Slide