Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijk 
naamwoord
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Bijvoeglijk 
naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

de stoere piraat
het spannende avontuur
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quiz

Bijvoegelijk naamwoord
Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

Ik heb blauwe ogen.

Slide 3 - Slide

Wat is in de volgende zin het bijvoeglijk naamwoord:
Mijn vader heeft een rode auto.
A
auto
B
rode
C
mijn vader
D
heeft

Slide 4 - Quiz

Vul in:

Wij hebben een ..... bal.
A
grote
B
groten
C
blauwe
D
blauwen

Slide 5 - Quiz

Vul in:

De juf heeft een ..... auto.
A
kleine
B
klein
C
kleinen
D
kleinste

Slide 6 - Quiz

Vul in:

Daan heeft een ..... bril.
A
mooi
B
mooie
C
mooien
D
mooiste

Slide 7 - Quiz

Vul in:

Dat is een ..... glijbaan!
A
gaafe
B
gaven
C
gafe
D
gave

Slide 8 - Quiz

Let op!
+e
Gaaf - gave


Slide 9 - Slide

De oude vrouw zocht hout voor het vuur.
A
oude
B
hout
C
vrouw
D
vuur

Slide 10 - Quiz

In de winter hebben veel mensen last van de ijzige kou
A
winter
B
kou
C
mensen
D
ijzige

Slide 11 - Quiz

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 12 - Slide

Hoe schrijf ik het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord gebruikt als voltooid deelwoord
Veel voltooide deelwoorden kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. De spelling gaat dan volgens de hoofdregel die hierboven staat. Let wel op bij voltooide deelwoorden die op -en eindigen: die veranderen niet.

Slide 14 - Slide

Als ik deze zin omzet naar een bijvoeglijk naamwoord. Hoe schrijf ik dit?

"Deze uitkomst werd verwacht."
A
Precies zoals het er staat.
B
De verwachte uitkomst
C
De verwachtte uitkomst
D
De verwachten uitkomst

Slide 15 - Quiz

Als ik deze zin omzet naar een bijvoeglijk naamwoord. Hoe schrijf ik dit?

"De muur is gewit."
A
De gewitte muur.
B
De gewite muur.
C
De gewitten muur.
D
De gewiten muur.

Slide 16 - Quiz

Als ik deze zin omzet naar een bijvoeglijk naamwoord. Hoe schrijf ik dit?

"De deur is gesloten"
A
De geslote deur.
B
De geslootte deur.
C
De geslootten deur.
D
De gesloten deur.

Slide 17 - Quiz

STOFFELIJK 

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

- de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 18 - Slide

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 19 - Quiz

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 20 - Quiz

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar katoenen tas.
B
Ik houd ontzettend van jouw mooie vest.
C
Aankomende zaterdag wordt een mooie dag.
D
Mijn vriendin houdt van gele schoenen.

Slide 21 - Quiz

Hij ............ goede resultaten en de ................. resultaten waren positief.

(Vul op beide stippellijntjes het woord verwachten in, in de juiste vorm).

Slide 22 - Open question