Hoe bepaal je de naamval?
Eerst kijken: staat er een voorzetsel?
2e naamval: anhand, außerhalb, innerhalb, wegen, statt, während, trotz
3e naamval: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer, entgegen, gegenüber
4e naamval: durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang
Wissel/keuze: hinter, an, neben, zwischen, vor, unter, in / auf, über
Geen voorzetsel? Dan ontleden!
1e naamval: onderwerp 3e naamval: meewerkend voorwerp
2e naamval: bepaling van bezit 4e naamval: lijdend voorwerp