This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nova nask onderbouw kgt H6 licht
Slide 1 - Slide
H6 licht
Deze toets bestaat uit 24 vragen.
Voor deze toets zijn maximaal 90 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden.
Bij deze toets hoort een antwoordenblad.
gebruik de liniaal, of geodriehoek
Slide 2 - Slide
1 Als je om je heen kijkt, zie je allerlei voorwerpen. Je ziet een voorwerp als:
A
het voorwerp wordt verlicht.
B
er licht uit je ogen op het voorwerp valt.
C
er licht van het voorwerp in je oog valt.
D
het voorwerp zich niet in de schaduw bevindt.
Slide 3 - Quiz
2 Welke lichtbron is een natuurlijke, directe lichtbron?
A
een kampvuur
B
de zon
C
straatlantaarn
D
de maan
Slide 4 - Quiz
3 Een lichtbron straalt licht uit. Dat licht beweegt langs:
A
horizontale lijnen
B
kromme lijnen
C
rechte lijnen
D
verticale lijnen
Slide 5 - Quiz
4 Een boom wordt verlicht door twee straatlantaarns. De boom geeft daardoor een kernschaduw en een halfschaduw.
Je staat achter de boom. Hoeveel straatlantaarns kun je zien als je in de halfschaduw staat?
A
0
B
1
C
2
Slide 6 - Quiz
5 Als je je hand tussen een lamp en een projectiescherm houdt, ontstaat er een schaduw op het scherm.
Deze schaduw wordt groter als je:
A
je hand dichter bij het scherm houdt.
B
je hand verder van de lamp houdt.
C
het scherm dichter bij de lamp zet.
D
een sterkere lamp neemt.
Slide 7 - Quiz
6 In afbeelding 1 zie je een lichtstraal die teruggekaatst wordt.
Welke hoek is in afbeelding 1 de hoek van inval?
A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4
Slide 8 - Quiz
7 Een lichtstraal kaatst terug van een vlakke spiegel.
Dan is de hoek van inval:
A
kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
B
even groot als de hoek van terugkaatsing.
C
groter dan de hoek van terugkaatsing.
D
groter of kleiner dan de hoek van terugkaatsing.
Slide 9 - Quiz
8 Welke bewering over een spiegelbeeld is waar?
A
De spiegelwereld is exact gelijk aan de wereld voor de spiegel.
B
Bij een spiegelbeeld zijn boven en onder verwisseld.
C
Het spiegelbeeld van een voorwerp is kleiner dan het voorwerp.
D
Jouw spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij er voor.
Slide 10 - Quiz
9 Je tekent een spiegel met een invallende lichtstraal, een normaallijn en een teruggekaatste lichtstraal.
Welke bewering over de invallende lichtstraal is waar?
De invallende lichtstraal:
A
begint bij de spiegel.
B
eindigt op de spiegel.
C
staat loodrecht op de normaal.
D
staat loodrecht op de spiegel.
Slide 11 - Quiz
10 Welke bewering over een prisma is waar?
A
Een prisma wordt ook wel een spectrum genoemd.
B
Een prisma splitst het zonlicht in verschillende kleuren.
C
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
D
Een prisma werkt op zonne-energie.
Slide 12 - Quiz
11 Maja komt met een rode jurk op school. In het lokaal wordt een proefje gedaan met gekleurd licht.
Er is alleen een lamp aan die zuiver blauw licht uitstraalt.
Welke kleur lijkt Maja’s jurk nu te hebben?
A
blauw
B
paars
C
rood
D
zwart
Slide 13 - Quiz
12 Welke bewering over absorberen en terugkaatsen van gekleurd licht zijn waar?
A
Groene voorwerpen absorberen rood licht.
B
Rode voorwerpen absorberen rood licht.
C
Witte voorwerpen absorberen rood licht.
D
Zwarte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren licht.
Slide 14 - Quiz
13 Welke bewering over infraroodstraling (ir) en ultraviolette straling (uv) is goed?
A
Een koud voorwerp zendt uv-straling uit.
B
ir-straling kan huidkanker veroorzaken
C
Je huid wordt bruin door ir-straling.
D
Uv-straling kan huidkanker veroorzaken.
Slide 15 - Quiz
14 Welk apparaat werkt NIET met infrarood straling?
A
afstandbediening
B
warmtelamp
C
zonnebank
D
beveiligheidscamera
Slide 16 - Quiz
15 Welke apparaten maken gebruik van ultraviolette straling?
A
afstandsbedieningen en alarminstallaties
B
afstandsbedieningen en blacklights in discotheken
C
zonnebanken en apparaten voor de behandeling van sportblessures
D
zonnebanken en blacklights in discotheken
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
In afbeelding 2 ( vorige dia) zie je verschillende lichtbronnen. Welke lichtbronnen zie je in de afbeelding?
Zeg of ze een natuurlijke, of een kunstmatige lichtbron zijn
Slide 19 - Open question
17 Gebruik bij deze vraag het antwoordenblad.
Op een plein staan twee lantaarnpalen, L1 en L2 (afbeelding 3). Tussen de beide palen staat een tafel.
a Teken de schaduw die lantaarnpaal 1 op het plein veroorzaakt. Schrijf erbij: S1.
Slide 20 - Open question
b Teken de schaduw die lantaarnpaal 2 op het plein veroorzaakt.
Schrijf erbij: S2.
Slide 21 - Open question
c Arceer het gebied waar sprake is van kernschaduw.
Slide 22 - Open question
18 Gebruik bij deze vraag het antwoordenblad. Een lichtstraal valt op een spiegel (afbeelding 4). a Teken de normaallijn. Zet er de letter n bij.
Slide 23 - Open question
c Teken de teruggekaatste lichtstraal.
Slide 24 - Open question
b Zet de letter " i " in de hoek van inval.
Slide 25 - Open question
19 Gebruik bij deze vraag het antwoordenblad. Uit een zaklantaarn valt een bundel licht op een spiegel (afbeelding 5).
Teken precies met de geodriehoek hoe deze bundel door de spiegel wordt teruggekaatst.
Slide 26 - Open question
d Zet de letter " t " in de hoek van terugkaatsing.
Slide 27 - Open question
20 Uit een lichtkastje komt een bundel licht. Een balletje wordt in die lichtbundel gehouden (afbeelding 6).
Wat gebeurt er met de schaduw van het balletje als het balletje verder van de muur wordt gehouden?
Leg je antwoord uit.
Slide 28 - Open question
21 Gebruik bij deze vraag het antwoordenblad. Caissières gebruiken vaak een spiegel om te zien er iets in de winkelwagen van de klant ligt.
a Teken het gebied dat de caissière in afbeelding 7 kan zien. Arceer dit gebied. b Leg uit of de spiegel goed hangt.
Slide 29 - Open question
22 Een vlag wordt door een lamp beschenen. De kleuren van de vlag zijn
geel – blauw – wit (van boven naar beneden).
In welke kleuren zie je de banen van de vlag van boven naar beneden als de lamp
a blauw licht uitzendt?
A
geel-blauw-wit
B
blauw-blauw-blauw
C
zwart-blauw- blauw
D
geel-blauw-blauw
Slide 30 - Quiz
22 Een vlag wordt door een lamp beschenen. De kleuren van de vlag zijn
geel – blauw – wit (van boven naar beneden).
In welke kleuren zie je de banen van de vlag van boven naar beneden als de lamp
b. rood licht uitzendt?
A
geel-blauw-wit
B
geel-blauw-rood
C
zwart-zwart-rood
D
rood-rood-rood
Slide 31 - Quiz
23 In een discotheek wil je flink opvallen op de dansvloer. Niet alleen omdat je goed kunt dansen, maar ook door je kleding.
Welke kleur moet deze kleding hebben om goed zichtbaar te zijn: wit of zwart? Leg je antwoord uit.
Slide 32 - Open question
24 Gebruik bij deze vraag het antwoordenblad. Een hond staat naast een tafel onder een lamp (afbeelding 8). aan welk deel van de hond in de schaduw is en welk deel wordt verlicht.