Deeltaak 4 Week 4 Les 2

Deeltaak 4 Week 4 les 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deeltaak 4 Week 4 les 2

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?

  • Wiederholung Fragewörter
  • Aufgabe 47 lesen
  • kennismaken/ zelfstandig werken/sprechen
  • korte Wiederholung haben en sein
  • Fragen!?



Slide 2 - Slide

Vorab Fragen?

Slide 3 - Slide

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Slide 4 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?

Slide 5 - Drag question

..... alt ist deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 6 - Quiz

..... Brüder hast du?
A
Wann?
B
Wie viele?
C
Warum?
D
Was?

Slide 7 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 8 - Quiz

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 9 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
A
Wie?
B
Was?
C
Wann?
D
Wer?

Slide 10 - Quiz

..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
A
Warum?
B
Welche?
C
Wo?
D
Woher?

Slide 11 - Quiz

..... bist du nicht in der Schule?
A
Wohin?
B
Wie?
C
Warum?
D
Was?

Slide 12 - Quiz

Lesen: Seite 56, Aufgabe 47

Slide 13 - Slide

Wie werden bei dir zu Hause Geburstage gefeiert.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Link

Mache jetzt Aufgabe 47 b und c 
Daarna ga je  zelfstandig verder met Baustein 15, 16, 17 en 18
denk ook aan het voorbereiden van je mondeling
10 minuten voor het einde van de les gaan we gezamenlijk afsluiten!

Slide 16 - Slide

kleine Wiederholung
haben und sein

Slide 17 - Slide

ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
habt
seid
ist
habe
bist
haben
habst
sein
hat
seine
hast
sind
bin

Slide 18 - Drag question

Hausaufgaben
Baustein 15, 16, 17 und 18 
Wörter Kapitel 2 lernen blz. 60/61
Lernliste Deutsch-Niederländisch 
ALLEEN de woorden vóór en achter de zinnen.
Oefenen rijtjes werkwoorden sein en haben + persoonlijke voornaamwoorden
werk aan je mondeling



Slide 19 - Slide

Gibt es noch Fragen?

Slide 20 - Slide