Hoofdletters & leestekens

bij deze les!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

bij deze les!

Slide 1 - Slide

ZRGVEPL419AK
BELANGRIJKE VRAAG:

Heeft er iemand problemen mee dat deze les voor studiedoeleinden wordt opgenomen?

Slide 2 - Slide

Hoofdletters
en leestekens

Slide 3 - Slide

Leerdoelen

Aan het einde van de les weet je:

  • waar en wanneer je HOOFDLETTERS gebruikt;
  • hoe je leestekens in je zinnen zet;

Slide 4 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Hoofdletters en leestekens
  • Opdracht
  • Quiz
  • Afsluiting

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Hoe gebruik ik...
  • Hoofdletters
  • Begin- en eindpunt van een zin
  • Leespauzes (komma's)
  • Vraag- en uitroepteken

Slide 7 - Slide

Hoofdletters
  •     Begin van de zin; Het is vandaag .....

  •     Namen van personen; Lies van Houten, John van der Kaag

  •     Aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan); Letland,  Franse kaas, Zuid-Holland

  •     Namen van bedrijven, organisaties en merken; Zara, KFC

  •     Feestdagen: Kerst, Pasen, Koningsdag

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Maak opdracht 8 (blz. 198 - A): welke namen schrijf je met een hoofdletter ?

Slide 10 - Open question

Begin- en eindpunt van een zin
Als je zinnen opschrijft is het handig dat je daarbij let op hoe je die zinnen opschrijft. Het is erg handig om hoofdletters en leestekens te gebruiken. Doe je dat niet krijg je zinnen en teksten die moeilijker te lezen zijn. Je moet de hele tijd gaan puzzelen waar een zin begint en ophoudt en waar bijvoorbeeld namen staan. Als je deze tekst leest zul je dat wel begrijpen. Daarom gaan we vandaag kijken hoe je dat moet doen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Leespauzes
  •     Aangeven met een komma.
 Wanneer?
  •     Altijd bij een opsomming (Eva, Jens, Vincent en Jasper).
  •     Tussen 2 zinnen die samen in 1 zin staan (let op de persoonsvorm) : Gisteren hadden we vrij, vandaag hebben we school.
  •     Voor een voegwoord: Deze telefoon is duur, maar die is nog duurder.

Slide 14 - Slide

Wat is de juiste zin?
de chauffeur wees naar links maar ging naar rechts
A
de chauffeur wees naar Links maar ging naar rechts
B
De chauffeur wees naar Links, maar ging naar Rechts
C
De chauffeur wees naar links, maar ging naar rechts
D
De chauffeur wees naar links maar ging naar rechts

Slide 15 - Quiz

Vraag- en uitroepteken
  • Niet altijd punt aan einde.
  • Vraagteken bij een vraag.
  • Uitroepteken bij benadrukken zin.

Slide 16 - Slide

Wat vind je het moeilijkste
om te gebruiken?
Hoofdletters, punten of komma's ?

Slide 17 - Mind map

Leerdoelen

Aan het einde van de les weet je:

  • waar je HOOFDLETTERS gebruikt;
  • hoe je leestekens in je zinnen zet;

Slide 18 - Slide

Afsluiting
Hoe vond je de les?
Heb je nog iets gemist?
Nog een dringende vraag?

Slide 19 - Slide

Vragen?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide