Les 1: tijdsbegrippen en kalender

Les 1: tijdsbegrippen en kalender
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 1: tijdsbegrippen en kalender

Slide 1 - Slide

Ik leer...

  1. Ik leer de begrippen seconden, minuten, uren, dagen en jaren
  2. Ik leer de juiste tijdseenheid bepalen in de praktijk
  3. Ik leer informatie uit kalenders halen en invullen
Ik doe...

  1. Ik oefen met tijdseenheden en kalenders
  2. Ik maak een werkblad

Slide 2 - Slide

Vul in op je wisbordje of papiertje.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

klein
groot

seconde

minuut

uur

dag

week

maand

jaar

Slide 5 - Drag question

Bedenk een voorbeeld bij iedere tijdseenheid

Slide 6 - Slide

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

  • Hoeveel dinsdagen heeft deze maand?

Slide 10 - Slide

  • Hoeveel dinsdagen heeft deze maand?
  • Op welke datum eindigt deze maand?

Slide 11 - Slide

  • Hoeveel dinsdagen heeft deze maand?
  • Op welke datum eindigt deze maand?
  • Frits is op 21 mei jarig. Welke dag is dat?

Slide 12 - Slide

De datum: dag - maand - jaar
6 februari 2025 = 6 - 2 - 2025

Elke maand heeft ook een getal. 
Januari is de 1e maand. 
December is de 12e maand. 

Welke maand is de 8e maand?

Slide 13 - Slide

Lees af en noteer op je wisbordje
9 - 4 - 2005 = ..?..
8 - 2 - 2012 = ..?..
16 - 6 - 13 = ..?..
13 - 9 - 01 = ..?..

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

En nu zelf! 
Maak het werkblad. 
Klaar? Kijk het na.

Slide 16 - Slide