Paragraaf 5.3/5.4: Genen en allelen/Dominant en recessief 3B
1 / 37
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
Pak je boek
Schrift en pen voor aantekeningen
Mobiel in de kluis!
Mooi! Dan gaan we beginnen!
Slide 2 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhaling paragraaf 5.1 en 5.2
Uitleg:
Paragraaf 5.3: Genen en allelen
Paragraaf 5.8: Dominant en recessief
Zelfstandig werken
Slide 3 - Slide
Wat is de relatie tussen genotype en fenotype?
A
Het genotype bepaalt het fenotype
B
Het fenotype bepaalt het genotype
C
Genotype en fenotype hebben geen relatie
D
Het genotype en fenotype zijn hetzelfde
Slide 4 - Quiz
Is informatie in het DNA genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 5 - Quiz
Zien we hier een voorbeeld van een genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Geen van beide
D
Allebei
Slide 6 - Quiz
Uit hoeveel chromosomen bestaat een mens?
Slide 7 - Open question
Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel?
Slide 8 - Open question
Hoeveel chromosomen heeft de cel na bevruchting?
Slide 9 - Open question
Alle dieren hebben hetzelfde aantal chromosomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Chromosomen bij andere organismen
Slide 12 - Slide
Paragraaf 5.3/5.8: Genen en allelen/Dominant en recessief
Slide 13 - Slide
Lesdoelen
Ik kan omschrijven wat genen en allelen zijn.
Ik kan omschrijven wat een mutatie is.
Ik kan omschrijven wat kanker is.
Ik kan omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen.
Slide 14 - Slide
DNA bestaat uit basen: A, T, C en G. A en T en C en G vormen altijd een paar, dit noem je basenparen. Doordat deze paren in een bepaalde volgorde liggen ontstaat een code met informatie.
Slide 15 - Slide
Van organisme tot base
Slide 16 - Slide
Voorbeeld: genen voor oogkleur
De informatie op een gen noem je een genvariant of allel.
Slide 17 - Slide
Gen
Een stukje DNA dat de code voor een erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.
Allel = variant van een gen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)
Slide 18 - Slide
Genenparen
Van elk chromosoom heb je er twee.
Op 1 chromosoom zitten meerdere genen.
Genen komen zoals chromosomen dus ook
voor in paren.
Heterozygote VS Homozygote
Hetero = ander
Homo = het zelfde
Slide 19 - Slide
Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen
Dominant: gen dat overheerst over een ander gen. (komt tot uiting in fenotype)
Recessief: gen dat onderdrukt wordt. (alleen tot uiting in fenotype bij homozygoot)
Slide 20 - Slide
Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen
Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.
Slide 21 - Slide
2 x hetzelfde allel voor haarkleur = HOMOZYGOOT
Allel: rood haar
Allel:
rood haar
Slide 22 - Slide
Dominante en recessieve allelen
Dominant allel: een allel dat een ander allel overheerst
Recessief allel: een gen dat onderdrukt wordt door een ander allel
Slide 23 - Slide
2 verschillende allelen voor haarkleur: heterozygoot
Allel: donker haar
Allel:
rood haar
Slide 24 - Slide
Homozygoot & heterozygoot
De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.
De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma. Rood haar is het recessieve gen. Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar
Slide 25 - Slide
Mutaties
Chromosoom kan beschadigd raken
Plotselinge verandering in genotype
Een of meer allelen gemuteerd
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Mutagene invloeden
Muteren --> DNA beschadigd raken
Straling
Chemische stoffen
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Lesdoelencheck
Kan ik:
- omschrijven wat genen en allelen zijn?
- omschrijven wat een mutatie is?
- omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is?
- wat uitleggen wat dominant en recessief betekenen?
Slide 30 - Slide
Een Allel is een .... van een gen
Slide 31 - Open question
De allelen zijn afkomstig van? (Hoe kom je aan 2 allelen voor een gen?)
Slide 32 - Open question
Wat betekent homozygotie voor een gen? Geef hierbij een voorbeeld
Slide 33 - Open question
Je hebt een gen voor bruine haren (A) en een gen voor blonde haren (a). Je bent dus heterozygoot. Welke kleur haar krijg je dan?
A
Bruin
B
Blond
Slide 34 - Quiz
Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 5.3: opdrachten 1 t/m 8
Paragraaf 5.8: opdrachten 1 t/m 3
Hoe:
Alleen of in tweetallen
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Werken aan het PO of samenvatting en begrippenlijst maken van paragraaf 5.3 en 5.8