Blok 3 - toets

oefentoets taal
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

oefentoets taal

Slide 1 - Slide

Wat is het synoniem van kalmeren?
Toen ik bang was, wilde mijn vriend me kalmeren.
A
garanderen
B
ondersteunen
C
geruststellen
D
bijleggen

Slide 2 - Quiz

Wat is het synoniem van zijn bedoeld?
Die lampjes zijn bedoeld als bedlampjes.
A
dienen als
B
ondersteunen
C
verrichten
D
bijleggen

Slide 3 - Quiz


Wat is een ander woord voor de band tussen mensen.
A
de vergadering
B
de relatie
C
de leiding
D
de ontmoeting

Slide 4 - Quiz

de werkgever
een persoon of een bedrijf waarvoor één of meerdere mensen werken

De supermarkt Albert Heijn geeft werk aan mensen en is dan de werkgever
werkgever

Slide 5 - Slide

de werknemer
een persoon die voor iemand anders werkt en hier geld voor krijgt


Iedereen die voor de werkgever werkt is een werknemer. Zij nemen het werk aan dat de werkgever geeft.
werkgever

Slide 6 - Slide

Is deze zin waar?
Rik is een betaalde kracht en hij is een vrijwilliger
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste voegwoord in!
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

voorbeelden
De juf legt uit. Ik maak een aantekening.
De juf legt uit, terwijl ik een aantekening maakt.

terwijl zeg je als twee dingen gelijkertijd gebeuren
Ik ga niet naar buiten. Het regent heel erg.
Ik ga niet naar buiten, omdat het erg regent.

omdat zeg je als je ergens een reden van wilt geven

Slide 14 - Slide

Juliette belt Lizz, ..... ze in haar agenda bladert.
A
omdat
B
terwijl

Slide 15 - Quiz

Marley belt Loran, ..... ze wil weten hoe laat ze naar judo moet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 16 - Quiz

Fenne zegt Gaby-Ann gedag, ..... ze de deur open doet.
A
omdat
B
terwijl

Slide 17 - Quiz

Wat geeft het voegwoord aan?
Wil je koffie of thee?
A
een tegenstelling
B
een reden
C
een gevolg

Slide 18 - Quiz

Wat geeft het voegwoord aan?
Ik heb nu geen tijd, maar straks wel.
A
een tegenstelling
B
een reden
C
een gevolg

Slide 19 - Quiz

aan het werk
Taaltoets blok 3

Concentreer je en lees goed!!!

KLAAR
Taallobs



Slide 20 - Slide