This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Uit hoeveel botten bestaat het menselijk (volwassen) lichaam
A
150
B
206
C
300
Slide 2 - Quiz
Wat is de functie van je botten?
A
geven stevigheid aan het lichaam
B
beschermen organen
C
geven stevigheid en beschermen organen
Slide 3 - Quiz
Waar worden bloedcellen in het bot aangemaakt?
A
Gele beenmerg
B
Sponsachtig weefsel
C
Rode beenmerg
D
Bloedvaten
Slide 4 - Quiz
Botten hebben pijnreceptoren
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Hoe wordt de buitenkant van het bot genoemd?
A
Compacte botweefsel
B
Endotheel
C
Sponsachtig botweefsel
D
Bindvlies
Slide 6 - Quiz
Wat hebben we nodig voor goede botten
A
Goede voeding, vit d, magnesium, calcium, lich. beweging en gedoseerd zonlicht
B
Lich. beweging, vitamine C, zonlicht
C
Goede voeding en voldoende beweging.
D
Voldoende beweging. Goede voeding. Foliumzuur en vitamine D
Slide 7 - Quiz
Botten groeien vanuit de uiteinde
A
daar zitten groeischijven
B
daar zitten verdikkingen die verlengen
C
daar loopt extra voeding
D
daar zitten calciumdepots
Slide 8 - Quiz
De langste botten zijn
A
Ribben
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Borstbeen
Slide 9 - Quiz
Om het bot heen ligt het:
A
periost
B
peritoneum
C
plexus lumbalis
Slide 10 - Quiz
symptomen van een fractuur zijn:
A
pijn
B
afwijkende stand, zwelling
C
krakend geluid, schade
Slide 11 - Quiz
Gips of een spalk worden toegepast om iets op zijn plek te houden (fixeren) en daarmee ook de pijn te verlichten. Bij welke aandoening wordt dit niet gebruikt?
A
luxatie gewrichten
B
fractuur extremiteiten
C
ribfracturen
Slide 12 - Quiz
Bij een verzwikking, een ontwrichting en een fractuur zie je de typisch plaatselijke ontstekingsverschijnselen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
We spreken van een gecompliceerde botbreuk als in een botstuk, twee of meer breuken zitten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
De quadriceps en de hamstrings zijn elkaars antagonisten
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
De Latijnse naam voor scheenbeen is
A
tibia
B
fibula
C
femur
Slide 16 - Quiz
Bekijk de volgende afbeelding en geef aan welke stelling juist is.