29 aug 2C

Welkom! 
Telefoon in de telefoontas 
Schrift op tafel 
Pen op tafel 
laptop op tafel 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 
Telefoon in de telefoontas 
Schrift op tafel 
Pen op tafel 
laptop op tafel 

Slide 1 - Slide

3 lessen Nederlands 
-Elke eerste 10-15 minuten lezen. 
- NUMO 
-Stof uit het boek 
-Schrijfopdrachten

Slide 2 - Slide

Vandaag: 
- Opstarten, bespreken jaarplanning 
- Start met Over taal H1 
- Kijken of NUMO al werkt 
- Vakantie verhaal schrijven 

Slide 3 - Slide

Hoe was je zomervakantie? Wat heb je gedaan?

Slide 4 - Open question

Wat verwacht je te leren bij het vak Nederlands dit jaar?

Slide 5 - Open question

Jaarplanning Nederlands 
- Iedere les beginnen we met lezen
-Dingen inleveren via Magister 
-, 5 lessen per week, later 4 lessen per week

Slide 6 - Slide

Over taal H1 
- Volgende week boek gekaft. 

- Doel: Je breidt je woordenschat uit door nieuwe woorden te leren en je past verschillende strategieën daar bij toe. 
- Doel: Je weet wat een homofoon en homoniem is. 

Slide 7 - Slide

Theorie blz 32
Kijk naar een synoniem > Ander woord die hetzelfde betekent
Kijk naar een Antoniem > 
Kijk naar een beschrijving in de tekst >
Kijk naar de delen van een woord > 
Voorbeeld in de tekst > 
Kijk naar de afbeeldingen >
Woordenboek >

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

rad en rat
A
homofoon
B
homoniem

Slide 10 - Quiz

rauw en rouw
A
homoniem
B
homofoon

Slide 11 - Quiz

Klieren =
- Vervelend zijn
- onderdeel van het menselijk lichaam
A
homoniem
B
homofoon

Slide 12 - Quiz

Wat ga je maken? 
opdr 1 t/m 6 
Opdr 1 let op tegenwoordige tijd! 
Opdr 2 grondvorm = hele werkwoorden, zelfstandig nw. 
opdr 3 
opdr 4, 
opdr 5 > + opdr maar lukt denk ik wel 
opdr 6. 

Slide 13 - Slide

Nakijken: 
Opdracht 1
1 besluit, besluiten = afsluiten, eindigen
2 wijt, wijten (aan) = zeggen dat iets ergens door komt
3 handhaven = in stand houden
4 accepteert, accepteren = aannemen
5 gemonteerd, monteren = in elkaar zetten
6 besluit, besluiten = beslissen

Slide 14 - Slide

opdr 1
7 garandeert, garanderen = beloven dat iets zeker of goed is
8 onderscheiden, onderscheiden = als verschillend herkennen
9 verstrekt, verstrekken = geven
10 constateren = (in)zien dat iets is zoals het is
11 stimuleert, stimuleren = aanmoedigen
12 verworven, verwerven = in je bezit krijgen

Slide 15 - Slide

opdr 1
13 onderscheiden = herkennen, waarnemen, zien
14 suggereert, suggereren = (een idee) voorstellen
15 reserveren = bewaren, vastleggen

Slide 16 - Slide

opdracht 2
1 activeren = werkzaam maken
2 doorstart (de) = nieuwe start na een mislukking
3 een steentje bijdragen = meehelpen
4 factor (de) = onderdeel, medeoorzaak
5 failliet = bankroet, niet in staat schulden te betalen
6 fanatiek = bezeten

Slide 17 - Slide

Opdracht 2
7 in eerste instantie = aanvankelijk, in het begin
8 in het verschiet liggen = in de toekomst gaan gebeuren
9 motorisch = in de manier waarop je beweegt
10 reanimeren = weer tot leven wekken

Slide 18 - Slide

opdracht 3
1 rondweg                     2 route
3 afdruk op de grond
4 deftig
5 verbinding
6 reukorgaan
7 bovenkant
8 overslaan

Slide 19 - Slide

opdracht 4
1 a Eigen zinnen, bijvoorbeeld: Voor komende nacht heeft de meteoroloog vorst aan de grond voorspeld.
  De vorst werd met alle egards ontvangen door het bevriende staatshoofd.
 b Eigen zinnen, bijvoorbeeld: Peggy wierp een gemene blik op haar vroegere hartsvriendin.
 

Slide 20 - Slide

opdracht 4
c Eigen zinnen, bijvoorbeeld: De huisarts voelde als eerste aan de klieren van de jonge patiënt.
d Eigen zinnen, bijvoorbeeld: Toen de bel ging, liepen alle leerlingen naar hun volgende les.
2. eigen werk 

Slide 21 - Slide

Vakantie verhaal schrijven! 
- Let op spelling 
- Let op zinsbouw 
- Let op alinea's
- Minimaal 400 woorden. 

Slide 22 - Slide