This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
thema 7 - ecologie en milieu
BS 4
veranderende
ecosystemen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen BS 4
Slide 2 - Slide
Begrippen BS4
pionierssoorten
pionierecosysteem
successie
biodiversiteit
climaxecosysteem
primaire successie
secundaire successie
indicatorsoorten
Slide 3 - Slide
biodiversiteit
wat is het?
hoe wordt het gevormd?
hoe wordt het in stand gehouden?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
abiotische factoren
de soortensamenstelling wordt mede bepaald door:
bodem
licht
water
temperatuur
Slide 6 - Slide
Nieuw aangelegd land
(BS 1) abiotische factoren bodem, licht, water en temperatuur
wat zijn de verschillen tussen nieuw aangelegd land en begroeid land??
Slide 7 - Slide
Successie
De planten houden zand vast en dode plantenresten vormen een voedingsrijke laag humus.
De abiotische factoren worden langzaam gematigder en het ecosysteem gaat over in een nieuw systeem. Deze opeenvolging heet successie.
Slide 8 - Slide
Successie
primaire succes
secundaire successie
Slide 9 - Slide
Primaire successie
In gebieden zonder humuslaag
Successie moet vanaf het begin beginnen
= Primaire successie
Slide 10 - Slide
Secundaire successie
Gebieden met humuslaag.
Successie hoeft niet helemaal vanaf het begin te beginnen.
= Secundaire successie
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Verlanding
Verlanding = vorm van successie waarbij bijv. een plas verandert in een bos op drassige grond (broekbos)
Slide 14 - Slide
Pioniersoorten
Pioniersoorten zijn soorten die als eerste een gebied koloniseren.
Deze soorten zijn aangepast aan lastige omstandigheden en vormen een pionierecosysteem
Slide 15 - Slide
Indicator soorten
Indicator soort =
Dier of plant, waarvan de aanwezigheid iets zegt over de eigenschappen van het ecosysteem.
Bijv. kokerjuffer = schoon water
korstmos = schone lucht
Slide 16 - Slide
cyclus
succes duurt jaren
als er erosie heeft plaats gevonden door bijv. houtkap
moet de natuur zich weer herstellen
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Gradiëntecosysteem
Bijv. in de Nederlandse duinen.
Vanaf de zee verder landinwaarts zichtbare gradiënten van successie
Slide 19 - Slide
Climaxecosysteem
Bij successie zien we een toename van biomassa, biodiversiteit en gelaagdheid (laag- en hoog groeiende planten).
Climaxecosysteem = eindstadium successie
Soortensamenstelling is ongeveer constant
NPP = afbraak weefsels; biomassa blijft ongeveer constant
Kringloop van stoffen binnen het ecosysteem is gesloten
Slide 20 - Slide
video
overbevolkt gebied
-> wolven werden geherintroduceerd..
en dit had effect op heel veel elementen!
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
hoe hebben wolven de rivier veranderd?
Slide 23 - Mind map
Modelleren
nabootsen van hoe de natuur zich ontwikkeld
Belangrijke woorden: Evenwicht, omslagpunt,
Slide 24 - Slide
Modelleren
Alternatief om complexe processen in ecosystemen te doorgronden
Vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid
Virtueel nadoen wat er in zou kunnen gebeuren
Slide 25 - Slide
opdrachten bij BS4
basis: 23 t/m 28
extra uitdaging: 29
Slide 26 - Slide
en dan nu nog even
een paar quiz vragen...
Slide 27 - Slide
Sleep de termen naar de juiste beschrijvingen toe:
Deze organismen zetten de organische stoffen in detritus om in anorganische stoffen
Deze organismen assimileren organische stoffen
Deze organismen doen aan voortgezette assimilatie. Ze nemen organische stoffen op uit hun omgeving
producenten
consumenten
reducenten
Slide 28 - Drag question
Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen
Slide 29 - Drag question
Sleep de termen naar de bijbehorende omschrijving
Deze organismen halen energie uit chemische processen om daarmee te assimileren.
Deze organismen kunnen zelf geen organische stoffen maken. Hiervoor zijn ze van andere organismen afhankelijk
Deze organismen onttrekken alleen maar anorganische stoffen uit hun omgeving. Daar maken ze organische stoffen van.
Deze organismen vangen lichtenergie op om daarmee te kunnen assimileren
autotroof
chemo-autotroof
foto-autotroof
heterotroof
Slide 30 - Drag question
Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen. Begin links met het laagste trofisch niveau
Slide 31 - Drag question
Bonenplanten verdedigen zich tegen vraat van spint (mijteninfectie) door bepaalde stoffen aan te maken. Deze stoffen worden terpenen genoemd. Deze terpenen lokken roofmijten aan die de spint-mijten vervolgens opeten. Daarnaast zorgen de terpenen ervoor dat buurplanten ook terpenen aanmaken. Van welke voedselrelatie is er sprake tussen de bonenplant en de spint? Van welke voedselrelatie is er sprakke tussen de spint en de roofmijt?
Slide 32 - Open question
Hiernaast zie je een piramide. De breedte van de balk van het onderste trofische niveau is smaller dan de balk daarboven. Welke verklaring daarvoor is het meest aannemelijk?
A
bomen creëren minder biomassa dan bladeters
B
Alle bomen bij elkaar wegen minder dan alle bladeters bij elkaar
C
de getoonde piramide is een piramide van aantallen
D
Dit is een piramide uit een ecosysteem waar niet veel bomen groeien
Slide 33 - Quiz
Leg met behulp van dit voedselweb uit dat de kikker zowel een consument 2e orde als consument 3e orde is.
Slide 34 - Open question
Het proces dat in de reactievergelijking is weergegeven is een voorbeeld van
A
assimilatie
B
dissimilatie
Slide 35 - Quiz
Welke groepen van organismen zijn in staat tot dit proces?
Let op: meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
producenten
B
consumenten
C
afvaleters
D
reducenten
Slide 36 - Quiz
Leg uit waarom niet de volledige hoeveelheid biomassa die geproduceerd wordt door producenten in een ecosysteem (bruto primaire productie) beschikbaar is voor de consumenten eerste orde.
Slide 37 - Open question
Sleep de onderstaande processen naar de juiste plaats in het energiestroomschema (afb 25)
Het voedselaanbod
Energieverlies via ontlasting
Deel van de energie gebruikt voor vastleggen biomassa
Deel van de energie dat opgenomen wordt in het lichaam van een organisme
Deel van het voedselaanbod dat niet wordt gegeten
Energieverlies door dissimilatie
Slide 38 - Drag question
Wat is het voedsel voor de toppredator?
A
Konijn
B
Groene kikker
C
Vuursalamander
D
Zandhagedis
Slide 39 - Quiz
Organisch
Anoganisch
ijzer
kalk
koolstofdioxide
plamolie (een vet)
pepside (een eiwit)
stikstof
Zetmeel
water
zuurstof
Slide 40 - Drag question
Slide 41 - Slide
Wat betekenen de pijlen in een voedselketen?
A
wordt gegeten door
B
organische stof
C
energie
D
alle bovengenoemden
Slide 42 - Quiz
Een koe kan zowel een consument van de eerste als van de tweede orde zijn.
A
Goed
B
Fout
Slide 43 - Quiz
Dode resten van organismen worden gegeten door detrivoren (afvaleters) en zijn net als andere dieren consumenten.