BK 4.9 Spelling

B1a- donderdag 3 juni
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

B1a- donderdag 3 juni

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
4.9 Spelling
  • theorie
  • check
  • oefenen

Slide 2 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)
  • Kan je achter 'ik heb / ik ben' zetten.
  • Begint vaak met ge-
  • Eindigt op -en, -d of -t (gelopen, gered, geweest)
  • Bij twijfel -d/-t: verlengen of 't ex-kofschip
  • Let op: soms klinkt het VD hetzelfde als de pv, dan moet je dus goed kijken met welke vorm je te maken hebt (het gebeurt / het is gebeurd)

Slide 3 - Slide

4.9 Spelling - verkleinwoorden, p.68
Meestal: -je of -tje achter woord
         tas - tasje / blaar - blaartje

Woorden met lange klinker aan het einde: extra klinker
       oma - omaatje / auto - autootje

Woorden op -y: let op uitspraak
      baby - baby'tje / deejay - deejaytje

Uitzonderingen: leer-/oefenwerk
         schildering - schilderingetje / bril - brilletje

Slide 4 - Slide

4.9 Spelling - verkleinwoorden, p.68
Let op de verschillen met de meervouden uit 2.9 Spelling:


meervoud
verkleinwoord
opa
opa's
opaatje
paraplu
paraplu's
parapluutje
ski
ski's
skietje
cowboy
cowboys
cowboytje
baby
baby's
baby'tje

Slide 5 - Slide

Wat is het verkleinwoord van bikini?
A
bikini'tje
B
bikinietje

Slide 6 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van koning?
A
koningetje
B
koningtje
C
koninkje

Slide 7 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van pony?
A
pony'tje
B
ponytje
C
ponietje
D
ponie'tje

Slide 8 - Quiz

Welk verkleinwoord is FOUT geschreven?
A
muziekje
B
bonbonnetje
C
accuutje
D
auto'tje

Slide 9 - Quiz

Aan de slag!
1. Spelling 4.9 (huiswerk donderdag 10 juni)
  • maak opdracht 1 en 2 
  • maak opdracht 3 t/m 9 (behalve degene die je mag overslaan)
  • maak opdracht 11 en bepaal daarna waar je nog mee oefenen bij Versterk jezelf.
2. Pecha kucha
3. Lezen
4. 4.2 Test jezelf


Slide 10 - Slide