Spelling 4.9 en 5.9

B1d, donderdag 2 april
B1e, vrijdag 3 april
Lesdoel

  •  4.9 en 5.9 Spelling: uitleg en oefenen
  • 2.4 Schrijven
  • Ruimte om vragen te stellen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

B1d, donderdag 2 april
B1e, vrijdag 3 april
Lesdoel

  •  4.9 en 5.9 Spelling: uitleg en oefenen
  • 2.4 Schrijven
  • Ruimte om vragen te stellen

Slide 1 - Slide

Een paar huishoudelijke mededelingen
  • Registreren bij LessonUp: voorlopig even niet!
  • Studieplanner is bijgewerkt, maar nog niet af. Belangrijke wijziging: linkjes naar opdrachten en oude online lessen nu in de studieplanner. 
  • Maak je huiswerk. Lukt dat om wat voor reden niet: laat het me weten.
  • Volgende week: boek uit en instructie verwerkingsopdracht.
  • B1e: in verband met Goede Vrijdag wordt jullie les van vrijdag 10 april verplaatst naar donderdag 9 april, het 7e uur (13.10 - 13.50)

Slide 2 - Slide

Nederlands: heb je tips of wensen?
Of loopt alles gesmeerd?

Slide 3 - Open question

4.9 Spelling - verkleinwoorden, p.68
Meestal: -je of -tje achter woord
         tas - tasje / blaar - blaartje

Woorden met lange klinker aan het einde: extra klinker
       oma - omaatje / auto - autootje

Woorden op -y: let op uitspraak
      baby - baby'tje / deejay - deejaytje

Uitzonderingen: leer-/oefenwerk
         schildering - schilderingetje / bril - brilletje

Slide 4 - Slide

4.9 Spelling - verkleinwoorden, p.68
Let op de verschillen met de meervouden uit 2.9 Spelling:


meervoud
verkleinwoord
opa
opa's
opaatje
paraplu
paraplu's
parapluutje
ski
ski's
skietje
cowboy
cowboys
cowboytje
baby
baby's
baby'tje

Slide 5 - Slide

Wat is het verkleinwoord van bikini?
A
bikini'tje
B
bikinietje

Slide 6 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van koning?
A
koningetje
B
koningtje
C
koninkje

Slide 7 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van pony?
A
pony'tje
B
ponytje
C
ponietje
D
ponie'tje

Slide 8 - Quiz

Welk verkleinwoord is FOUT geschreven?
A
muziekje
B
bonbonnetje
C
accuutje
D
auto'tje

Slide 9 - Quiz

5.9 Spelling - Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking: hiermee kun je twee of meer zaken met elkaar vergelijken.
1. Stellende trap: zaken zijn gelijk of gelijkwaardig
        Ik ben net zo groot als hij.
2. Vergrotende trap: zaken zijn niet gelijk of gelijkwaardig
        Ik ben groter dan hij.
3. Overtreffende trap: een zaak overtreft alle andere
        Ik ben het grootst van allemaal.

Slide 10 - Slide

5.9 Spelling - Trappen van vergelijking: als of dan / hij of hem?

Tip: voeg de weggelaten woorden toe, dan hoor je wat je moet gebruiken.
  • Stellend: Ik ben net zo groot als hij (is).
  • Vergrotend: Ik ben groter dan hij (is).


Slide 11 - Slide

Hij zingt mooier dan/als haar/zij.
A
dan haar
B
dan zij
C
als haar
D
als zij

Slide 12 - Quiz

Ik ben net zo klein dan/als jou/jij.
A
dan jou
B
dan jij
C
als jou
D
als jij

Slide 13 - Quiz

Vul aan:
..... - meer - meest
A
mee
B
veel
C
goed

Slide 14 - Quiz

Vul aan:
.... - minder - minst
A
weinig
B
min
C
mind
D
niets

Slide 15 - Quiz

2.4 Schrijven
Talent, p.91 t/m 93: briefconventies bespreken

Deze week maak je de schrijftaak (opdracht 12 t/m 16): een zakelijke brief aan de dierenambulance. Aandachtspunten:
  1. Opdracht 14 maak je in Word. Als je brief klaar is, mail hem dan als bijlage naar lat@hetnieuwelyceum.nl. Dit moet uiterlijk 10 april.
  2. Opdracht 15 moet je in groepjes van 4 doen. We doen het nu als volgt: vraag aan minimaal 2 mensen om feedback. Dit mogen klasgenoten zijn, maar ook ouders of opa’s en oma’s. 

De brief telt mee voor je schrijfdossier.


Slide 16 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Open question

Laatste deel van de les
Kies:
1. Verder werken aan Spelling of Schrijven volgens de studiewijzer 
2. Vragen stellen via de chatfunctie in Teams

Succes weer en tot volgende week!!

En onthoud: bij vragen mail lat@hetnieuwelyceum.nl
of chat in Teams @K.de Laat

Slide 18 - Slide