De definitie van "communicatie" volgens Van Dale Groot Woordenboek is: "uitwisseling van informatie".
Slide 4 - Slide
Communicatiedoelen:
- Informatief
- Mening
- Overtuigend
- Activerend
- Amuserend
Slide 5 - Slide
Welk doel?
Slide 6 - Slide
Welk doel?
Slide 7 - Slide
Opdracht 1:
Een vriend komt bij je met het volgende verhaal:
"Deze baan is echt waardeloos. Het enige dat ik moet doen, is stapeltjes papier verplaatsen. Niemand heeft er iets aan. Ik heb besloten niet meer naar mijn werk te gaan. Ik ben niet afhankelijk van deze werkgever. Er zijn genoeg andere mogelijkheden om mijn geld te verdienen".
1. Wat zou het doel van het gesprek kunnen zijn?
2. Hoe zou jij reageren?
Slide 8 - Slide
Het communicatieproces
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Coderen en decoderen
Als ik dus mijn gedachten aan jou wil overdragen, zal ik deze eerst moeten vertalen naar een manier die voor jou te begrijpen is. Dit vertalen, van gedachten naar woorden noemt men in de communicatietheorie "coderen".
Als jij die letters vervolgens weer terugvertaalt naar gedachten, ben je aan het "decoderen".
Wanneer mensen in gesprek zijn, codeert de zender zijn boodschap in gesproken taal en vervolgens decodeert de ontvanger de woorden.
Dus: De zender formuleert (codeert) de boodschap en de ontvanger neemt de boodschap waar en decodeert (begrijpt).
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat weten jullie over "ruis" in het communicatiemodel?
Slide 13 - Open question
Wat is ruis?
Externe ruis: alles wat invloed heeft op de communicatie en wat zich buiten de spreker en luisteraar afspeelt. (bijv. een telefoon, de deurbel, auto's, sirenes)
Interne ruis: alles wat invloed heeft op de communicatie en wat zich in de spreker of de luisteraar afspeelt.
(bijv. hoofdpijn, geldproblemen, verliefdheid)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Redundantie
Redundantie is de boodschap herhalen of op meerder manieren brengen.
Redundantie is een overdaad aan communicatie die een positieve invloed heeft op het overbrengen van de boodschap.
Redundantie is iets met veel woorden zeggen of vaker hetzelfde zeggen. Je maakt de boodschap doeltreffender.
Slide 16 - Slide
Luisteren
Communicatie is niet alleen praten maar ook luisteren
Goed luisteren betekent dat je probeert een beeld te vormen van wat de ander wil vertellen of uitleggen.
Vaak zal je dat beeld toetsen aan bestaande beelden die je al hebt.
Wie herkent dit?
Slide 17 - Slide
Goed luisteren kun je bevorderen door…
De ander aan te kijken
Te ‘hummen’, te knikken en dingen zeggen zoals ‘ja ja’, ‘hm hm’
100% aandacht hebben en geen aandacht besteden aan ruis om je heen
Vragen stellen: “Wat bedoel je daar precies mee?”
Samenvatten en herhalen: “Dus als ik het goed begrijp…”
Notities of aantekeningen maken
Slide 18 - Slide
Oefening doorgeef verhalen
De docent leest aan een persoon een tekst voor.
Nummer 2 en 3 staan op de gang. Het verhaal wordt doorverteld. Per woord dat nummer 3 nog onthouden heeft verdient het team punten.....
Slide 19 - Slide
Soorten communicatie:
Verbale en non-verbale communicatie
Eenzijdige en tweezijdige communicatie
Metacommunicatie
Miscommunicatie
Interne en externe communicatie
Slide 20 - Slide
Verbale en non-verbale communicatie
Wat is het verschil tussen deze twee?
Noem eens wat voorbeelden!
Wat wordt denk je het meest gebruikt?
Verbale communicatie
Non-verbale communicatie
Een vorm waarin men zich uit met woorden (taal)
Bij deze vorm wordt geen gebruik gemaakt van taal
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Non-verbale communicatie
Uitdrukkingen
Oogcontact
Houding
Lichaamstaal
Gebarentaal
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Eenzijdige en tweezijdige communicatie
Voorbeelden eenzijdige communicatie:
- Boek
- Film
- Liedje op de radio
Voorbeelden tweezijdige communicatie:
- Telefoongesprek
- What’s app
- Twitterbericht
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Metacommunicatie
Communiceren over de communicatie
Voorbeelden:
- Ik merk dat we in een welles
nietes situatie zijn beland
- Ik heb het gevoel dat u niet
goed naar me luistert
Slide 28 - Slide
Miscommunicatie
Wanneer treedt er miscommunicatie op?
Wanneer de ontvanger van de boodschap iets anders ontvangt dan de zender bedoelt
Deze afwijking ontstaat doordat er bepaalde "filters" in onze waarnemingen zitten.
Filters kunnen zijn: jouw mening, jouw visie, jouw denkbeeld, jouw kennis van een onderwerp, jouw vroegere oordelen over een onderwerp, etc
Vervormingen van de uitgezonden boodschap komen niet alleen voor bij lange verhalen maar ook bij het gebruiken van één begrip.
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Wat is het verschil tussen een dialoog en een discussie?
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Opdracht 2:
Bedenk voor iemand in de klas een goede open vraag. Zorg dat je met die vraag een antwoord krijgt waar je op hoopt.
1. Voor wie is de vraag?
2. Wat is de vraag?
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
"Wat kan ik voor u doen?" Dit is een
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Keuzevraag
D
Reflecterende vraag
Slide 39 - Quiz
"Wilt u een diesel- of een benzineheftruck, of liever electrisch?" Dit is een
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Keuzevraag
D
Reflecterende vraag
Slide 40 - Quiz
"Hoe kijk je terug op jouw manier van leidinggeven?" Dit is een
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
C
Keuzevraag
D
Reflecterende vraag
Slide 41 - Quiz
Wat is er blijven hangen van de eerste twee lessen van de basis?