au restaurant
2 amis A en B et le serveur C
A. vraag aan je vriend of hij pannenkoeken lekker vindt, (et toi)A. Vraag de kaart aan de ober
A = B Geef je bestelling (eten en drinken carte p. 71)
B Vraag aan de ober waar de toiletten zijn
A = vraag de rekening
ABC neem afscheid