H20 - Persoonsvorm

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 1 - Slide

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • schrift + etui
  • laptop (dicht)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 4 - Slide

Vandaag ...
  • Wat weet je nog?
  • Theorie
  • Aan de slag!
  • Toets bespreken

Doelen van de les: Je weet wat de persoonsvorm is. Je kunt in een zin bepalen wat de persoonsvorm is.

Slide 5 - Slide

Terugblik

Slide 6 - Slide

Grammatica
Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica
  • Onofficiële grammatica

Slide 7 - Slide

Grammatica
Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica: regels van een taal zijn vastgelegd.
  • Onofficiële grammatica: regels die niet op schrift zijn vastgelegd.

Slide 8 - Slide

Grammatica
Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • bij ieder woord kijken wat voor soort woord het is (woordsoorten)
  • kijken naar de functie van woorden in een zin (zinsdelen)

Slide 9 - Slide

Wat weet je al?

Slide 10 - Slide

persoonsvorm

Slide 11 - Mind map

persoonsvorm
De persoonsvorm is een werkwoordsvorm. De persoonsvorm vertelt wat het onderwerp 'doet' of 'is. 



ik-vorm
ik werk
ik-vorm + t
jij werkt
ik-vorm + t
hij werkt
hele werkwoord
wij werken
hele werkwoord
jullie werken
hele werkwoord
zij werken

Slide 12 - Slide

persoonsvorm
  • Aan de persoonsvorm zie je of de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat: ik werk / ik werkte

Slide 13 - Slide

Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden. Weet je nog welke drie manieren er zijn?

Slide 14 - Mind map

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 15 - Slide

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 16 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

"Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?"
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Maak hoofdstuk 20: opdr. 1 t/m 6
blz. 45/46

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Maandag 20 januari:
H20: opdr. 1 t/m 6

Slide 19 - Slide