te hoog cholesterolgehalte in bloed: risicofactor hart- en vaatziekten;
het bloed vervoert cholesterol doordat het zich aan bepaalde eiwitten bindt (lipoproteïnen).
Slide 10 - Slide
te hoge cholesterolwaarde
natuurlijk evenwicht tussen hoeveelheid cholesterol die lever aanmaakt en cholesterolgehalte in het bloed;
aanmaak cholesterol in lever wordt beïnvloed door leefstijl, slechte leefstijl verstoort evenwicht: gevolg is vaak verhoogd (LDL-) cholesterol- gehalte;
erfelijke factoren kunnen rol spelen bij verhoogd LDL-cholesterol (1 op 300 personen)
andere oorzaken: overgewicht, diabetes type 2, traag werkende schildklier
Slide 11 - Slide
LDL en HDL cholesterol
LDL: Lage Dichtheid Lipoproteïne, gekoppeld aan cholesterol = LDL cholesterol:
LDL-cholesterol blijft plakken aan binnenwand bloedvaten (beschadiging door bv. ouderdom, roken, hoge bloeddruk) → plak → dichtslibben aderen)
proces wordt (slag)aderverkalking (artherosclerose) genoemd;
stukje van opgebouwde plak kan loslaten → opstopping in een smal deel van het bloedvat → hartinfarct of herseninfarct;
Cholesterol zorgt voor een verhoogd risico op aderverkalking.
D
Cholesterol speelt een belangrijke rol bij de warmte-isolatie.
Slide 14 - Quiz
Op welke manier vindt het transport van vetten door het lichaam plaats?
Slide 15 - Open question
Waarom is het onverstandig een duur voedingssupplement met lecithine te nemen om een hartinfarct te voorkomen?
Slide 16 - Open question
Welke bewering is juist?
A
HDL bindt het cholesterol in het bloed en voert het af, LDL zorgt juist voor dichtslibben van bloedvaten.
B
HDL veroorzaakt door plak artherosclerose, LDL beschermt het lichaam tegen artherosclerose.
C
LDL bindt het cholesterol in het bloed en voert het af, HDL zorgt juist voor dichtslibben van bloedvaten
D
LDL is goed cholesterol, HDL is slecht cholesterol.
Slide 17 - Quiz
voedingsvetten
verzadigde vetzuren: hoog smeltpunt, bij kamertemperatuur vast, niet gevoelig voor oxidatie (stabiel);
enkelvoudig onverzadigde vetzuren: lager smeltpunt en vloeibaar bij kamertemperatuur, redelijk stabiel;
meervoudig onverzadigde vetzuren: laag smeltpunt, vloeibaar bij kamertemperatuur, niet stabiel (gevoelig voor oxidatie)
oxidatie = rans worden onder invloed van zuurstof, toevoegen van antioxidanten helpt om oxidatie tegen te gaan, ook in lichaam (vitamine E).
verzadigde vetten: dierlijke vetten plus kokosvet, cacaoboter en palmolie;
onverzadigde vetten plantaardige vetten plus vette vis.
Slide 18 - Slide
voedingsvetten
vetten zijn onmisbaar bij bereiding voedsel: smaak + verhitten: bakken, frituren, braden;
te lang en te heet: vetten ontleden = kankerverwekkend;
Slide 19 - Slide
verzadigd vet
onverzadigd vet
Slide 20 - Drag question
transvetten en vetvervangers
ontstaan door industriële bewerking, chemische structuur verandert: transvetzuurketen is inflexibel;
olie wordt (deels) gehard om smeerbaar vet te maken en daarbij ontstaan transvetzuren;
onverzadigd, maar toch gebruik afgeraden: lichaam kan transvetten slecht verwerken en verhoogd risico op hart en vaatziekten (verhoogt LDL-cholesterol), daarom steeds minder toegepast;
bij geharde vetten moet vermelding op verpakking: 'gedeeltelijk gehard', 'gehydrogeneerd vet' + oliesoort;
voedingsindustrie zoekt vetvervangers (wel 'vetgevoel', minder energie), strenge richtlijnen voor gebruik. Moet vermeld worden op verpakking.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
vetten in ons voedsel
vetten in voedsel bestaan uit vetten (boter, margarine, olie, bak/braadvetten) en vetrijke voedingsmiddelen (koekjes, vlees/vleeswaren, vis, boord, gebak, chocolade, zoutjes, snacks, noten, etc.);
aanbevolen hoeveelheid is 10% van voedselinname, in Nederland is gemiddelde inname 12,6%;
Hoe verbetering?: vermindering totale vetconsumptie, minder verzadigd, meer onverzadigd vet, voorkomen van transvetten.
Slide 23 - Slide
verborgen vet
Veel voedingsmiddelen bevatten vetten die je niet direct ziet;