Vetten

Vetten
1 / 35
next
Slide 1: Slide
VoedingHBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vetten

Slide 1 - Slide

leerdoelen
De student legt verbanden tussen voeding, gezondheid en ziekten
  • De student kent de bouw, kenmerken en de werking op de gezondheid van macronutriënten, in dit geval vetten.
  • De student kan het begrip ADH uitleggen.

Slide 2 - Slide

vetten
  • chemische naam: triglyceriden, opgebouwd uit glycerol en vetzuren (koolstof, waterstof, zuurstof);
kenmerken vetzuren:
  • verzadigd
  • enkelvoudig onverzadigd
  • meervoudig onverzadigd

Slide 3 - Slide

vetten
  • vetten behoren tot een groep vetachtige stoffen: lipiden
  • niet oplosbaar in water, dus geen transport via bloed maar via koppeling aan transporteiwitten:  vetzuur + eiwit = lipoproteïnen;

Slide 4 - Slide

functie van vetten
  • leverancier essentiële vetzuren (essentieel = lichaam kan dit niet zelf aanmaken); 
  • leverancier van de in vet oplosbare vitaminen A D E K;

Lichaam heeft vetten nodig voor:
  • leveren energie (brandstof)
  • warmte-isolatie
  • bescherming weefsels en cellen
  • bouwsteen celmembranen
  • bouwsteen hormonen: cholesterol

Slide 5 - Slide

energie
  • energiebron: 1 gram vet levert 9 Kcal/37kJ, dubbele van hoeveelheid energie die Kh leveren;
  • geen energienodig? vetten worden opgeslagen in vetweefsel, spieren en lever (reservevoorraad);
  • overal in lichaam is vetweefsel aanwezig: vetcellen nemen vet op en geven het elders af;
  • voorraad opgeslagen vet is veel groter dan reservevoorraad Kh in vorm van glycogeen (vet paar maanden/ glycogeen paar weken);
  •  te grote voorraad vetopslag leidt tot problemen: overgewicht, verstoorde stofwisseling.

Slide 6 - Slide

isolatie en bescherming
  • onderhuids vetweefsel beschermt tegen kou;
  • vetweefsel om organen beschermt tegen stoten;
  • wit vet: energieopslag
  • bruin vet: warmteproductie

Slide 7 - Slide

celmembranen
  • meervoudig onverzadigde vetzuren zijn belangrijk voor instandhouding structuur celmembranen 

Slide 8 - Slide

lecithine
  • vetachtige stof die overal in lichaam voorkomt  als bestanddeel van celmembranen;
  • zenuwweefsel bevat veel lecithine;
  • lecithinerijke voedingsmiddelen: eidooier, sojabonen, tarwekiemen;
  • wordt in voedingsmiddelenindustrie veel gebruikt als emulgator en stabilisator;
  • volksgeloof is dat het helpt tegen hartinfarcten, maar dit klopt niet.

Slide 9 - Slide

cholesterol
  • cholesterol: bouwstof zenuwweefsel, galzure zouten (vetvertering), hormonen en vitamines;
  • cholesterolrijke voedingsmiddelen: eieren, orgaanvlees, garnalen, mosselen, roomboter, slagroom;
  • te hoog cholesterolgehalte in bloed: risicofactor hart- en vaatziekten; 
  •  het bloed vervoert cholesterol doordat het zich aan bepaalde eiwitten bindt (lipoproteïnen).

Slide 10 - Slide

te hoge cholesterolwaarde
  • natuurlijk evenwicht tussen hoeveelheid cholesterol die lever aanmaakt en cholesterolgehalte in het bloed;
  • aanmaak cholesterol in lever wordt beïnvloed door leefstijl, slechte leefstijl verstoort evenwicht:  gevolg is vaak verhoogd (LDL-) cholesterol- gehalte;
  • erfelijke factoren kunnen rol spelen bij verhoogd LDL-cholesterol (1 op 300 personen)
  • andere oorzaken: overgewicht, diabetes type 2, traag werkende schildklier

Slide 11 - Slide

LDL en HDL cholesterol
  • LDL: Lage Dichtheid Lipoproteïne,  gekoppeld aan cholesterol = LDL cholesterol:
  • LDL-cholesterol blijft plakken aan binnenwand bloedvaten (beschadiging door bv. ouderdom, roken, hoge bloeddruk) → plak → dichtslibben aderen)
  • proces wordt (slag)aderverkalking (artherosclerose) genoemd;
  • stukje van opgebouwde plak kan loslaten → opstopping in een smal deel van het bloedvat → hartinfarct of herseninfarct;
  • HDL: Hoge Dichtheid Lipoproteïne + cholesterol → HDL-cholesterol;
  •  HDL bindt cholesterol in bloed → afvoer naar lever → gal en ontlasting;
  • HDL beschermt het lichaam tegen hart- en vaatziekten.
  • HDL-cholesterol = Hero = goed + LDL-cholesterol = loser = fout

Slide 12 - Slide

Welk producten bevat onzichtbare verzadigde vetzuren?
A
roomboter en margarine
B
koekje en chocoladereep
C
zonnebloemolie en olijfolie
D
mayonaise en roombotercake

Slide 13 - Quiz

Welke bewering over cholesterol is juist?
A
Cholesterol is een bouwsteen voor celmembranen.
B
Cholesterol zorgt voor goede vertering.
C
Cholesterol zorgt voor een verhoogd risico op aderverkalking.
D
Cholesterol speelt een belangrijke rol bij de warmte-isolatie.

Slide 14 - Quiz

Op welke manier vindt het transport van vetten door het lichaam plaats?

Slide 15 - Open question

Waarom is het onverstandig een duur voedingssupplement met lecithine te nemen om een hartinfarct te voorkomen?

Slide 16 - Open question

Welke bewering is juist?
A
HDL bindt het cholesterol in het bloed en voert het af, LDL zorgt juist voor dichtslibben van bloedvaten.
B
HDL veroorzaakt door plak artherosclerose, LDL beschermt het lichaam tegen artherosclerose.
C
LDL bindt het cholesterol in het bloed en voert het af, HDL zorgt juist voor dichtslibben van bloedvaten
D
LDL is goed cholesterol, HDL is slecht cholesterol.

Slide 17 - Quiz

voedingsvetten
  • verzadigde vetzuren: hoog smeltpunt, bij kamertemperatuur vast, niet gevoelig voor oxidatie (stabiel);
  • enkelvoudig onverzadigde vetzuren:  lager smeltpunt en vloeibaar bij kamertemperatuur, redelijk stabiel;
  • meervoudig onverzadigde vetzuren: laag smeltpunt,  vloeibaar bij kamertemperatuur, niet stabiel (gevoelig voor oxidatie) 
  • oxidatie = rans worden onder invloed van zuurstof, toevoegen van antioxidanten helpt om oxidatie tegen te gaan, ook in lichaam (vitamine E).
  • verzadigde vetten: dierlijke vetten plus kokosvet, cacaoboter en palmolie;
  • onverzadigde vetten plantaardige vetten plus vette vis.

Slide 18 - Slide

voedingsvetten
  • vetten zijn onmisbaar bij bereiding voedsel: smaak + verhitten: bakken, frituren, braden;
  • te lang en te heet: vetten ontleden = kankerverwekkend;

Slide 19 - Slide

verzadigd vet
onverzadigd vet

Slide 20 - Drag question

transvetten en vetvervangers
  • ontstaan door industriële bewerking, chemische structuur verandert: transvetzuurketen is inflexibel;
  •  olie wordt (deels) gehard om smeerbaar vet te maken en daarbij ontstaan transvetzuren;
  • onverzadigd, maar toch gebruik afgeraden: lichaam kan transvetten slecht verwerken en verhoogd risico op hart en vaatziekten (verhoogt LDL-cholesterol), daarom steeds minder toegepast;
  • bij geharde vetten moet vermelding op verpakking: 'gedeeltelijk gehard', 'gehydrogeneerd vet' + oliesoort;
  • voedingsindustrie zoekt vetvervangers (wel 'vetgevoel', minder energie), strenge richtlijnen voor gebruik. Moet vermeld worden op verpakking.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

vetten in ons voedsel
  • vetten in voedsel bestaan uit vetten (boter, margarine, olie, bak/braadvetten) en vetrijke voedingsmiddelen (koekjes, vlees/vleeswaren, vis, boord, gebak, chocolade, zoutjes, snacks, noten, etc.); 
  • aanbevolen hoeveelheid is 10% van voedselinname, in Nederland is gemiddelde inname 12,6%;
  • Hoe verbetering?:  vermindering totale vetconsumptie,  minder verzadigd, meer onverzadigd vet, voorkomen van transvetten.

Slide 23 - Slide

verborgen vet
Veel voedingsmiddelen bevatten vetten die je niet direct ziet;
koek en gebak, chips, pindakaas, snacks,  kant-en-klaar maaltijden,  vlees(waren), toetjes,  ijs,  enzovoort.

Slide 24 - Slide

Op welke 3 manieren kun je ervoor zorgen dat je de aanbevolen vetinname behaalt?

Slide 25 - Open question

verzadigde vetzuren
  • niet essentieel: lichaam kan zelf ook verzadigde vetzuren maken uit koolhydraten en vetten;
  • verhoogt LDL-cholesterolgehalte in bloed;
  • verhoogt kans op hart- en vaatziekten
  • aanbeveling om zo weinig mogelijk verzadigde vetzuren te gebruiken: risico hart- en vaatziekten;
  • maximaal 10 energieprocent. 

Slide 26 - Slide

onverzadigde vetzuren
  • enkelvoudig en meervoudig: =verschil chemische structuur;
  • meervoudig: onderverdeling in Omega 3 en Omega 6;
  • verlaagt LDL-cholesterol;
  • meeste oliesoorten zijn rijk aan linolzuur en oliezuur: vermindert kans op hart/vaatziekten;
  • aanduiding 'dieet' bij halvarine en margarine: minimaal 50% meervoudig onverzadigde vetzuren (dus niet minder vet!);

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

gebruik van vetten
  • dagelijkse inname vethoeveelheid is belangrijk voor energiebalans: aanbevolen 20-35 energieprocent voor volwassenen;
  • te hoge vetopname (50 energieprocent en hoger): verhoogd risico hart- en vaatziekten, verminderde insulinegevoeligheid, overgewicht.
  • te lage vetopname: gewichtsverlies

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Welke bewering is juist?
A
Ons lichaam kan zelf verzadigde vetzuren maken.
B
Verzadigde vetzuren kunnen niet door ons lichaam worden aangemaakt.
C
Maximaal 25 energieprocent mag uit verzadigde vetten bestaan.
D
Verzadigde vetzuren bevatten veel HDL-cholesterol.

Slide 31 - Quiz

Welke voedingsmiddelen bevatten veel onverzadigde vetzuren?
A
kokosolie en makreel
B
palmolie en kokosolie
C
palmolie en olijfolie
D
olijfolie en makreel

Slide 32 - Quiz

Welke risico's horen bij een te hoge vetopname?
A
obesitas en tandcariës
B
obesitas en insulinegevoeligheid
C
insulinegevoeligheid en tandcariës
D
obesitas en glutenintolerantie

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurt er met vetten die niet meteen worden verbrannd voor energie?
A
opgeslagen in de vorm van glycogeen
B
opgeslagen in de spieren en alvleesklier
C
opgeslagen in de vorm van glucagon
D
opgeslagen in de spieren en lever

Slide 34 - Quiz

aanbevolen literatuur
  • Catsberg, C., & Kempen-van Dommelen, G. (2018). Levensmiddelenleer. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. (met name hfd 13 en 14)
  • Eden, J. v., Gerritsen, W., Visser, T., & Zedde, A. v. (1997). Receptenleer. Processen en technieken. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. (met name hfd 4.5)
  • Hartman, E., & redactie. (2016). Mens & voeding. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff. (hfd. 7)
  • Stegeman, N. (2021). Voeding bij gezondheid en ziekte. Groningen/Utrecht: Noordhoff uitgevers bv. (hfd 6)

Slide 35 - Slide