week 2: Les 1 - Voegwoorden en werkwoorden in samengestelde zinnen

Wie heeft er nog wat meegemaakt dat ie graag wil delen?
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wie heeft er nog wat meegemaakt dat ie graag wil delen?

Slide 1 - Slide

Planning 
  • Lezen (20 min)
  • Tips en tops en eigen uitdagingen. (15 min)
  • Uitleg woordsoorten -> voegwoorden. (15 min)
  • Uitleg incongruentie (10 min)
  • Oefenen voegwoorden en incongruentie. (15 min)
  • Zelf oefenen met opdracht 5 en 6 van grammatica. (10 min)

Slide 2 - Slide

Nieuw jaar - nieuwe ronden, nieuwe kansen...
Schrijf een tip en een top voor mij op.
(Ik lees dit later zelf door, ik laat het niet aan de klas zien.)
En schrijf op waar jij de komende tijd aan wilt gaan werken bij Nederlands. Wat wil jij graag verbeteren bij jezelf?

Slide 3 - Open question

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les:
- welke soorten voegwoorden er zijn;
- welke woordsoorten nog meer als voegwoord kunnen dienen;
- hoe we werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen;
Wat congruentie ook alweer is.

Slide 4 - Slide

Voegwoorden
In de afgelopen periode hebben we het gehad over samengestelde zinnen. De enkelvoudige zinnen die samen zo'n samengestelde zin vormen, moeten op een of andere manier aan elkaar worden geplakt. Dit doen we vaak met voegwoorden.

We onderscheiden twee soorten voegwoorden

Slide 5 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden

Nevenschikkende voegwoorden koppelen twee hoofdzinnen of twee bijzinnen aan elkaar. De nevenschikkende voegwoorden die we kennen zijn: en, dus, maar, of en want.


Slide 6 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden koppelen een hoofdzin en een bijzin aan elkaar. Voorbeelden zijn: aangezien, als, dat,     doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 7 - Slide

Andere woordsoorten
Ook woorden van andere woordsoorten kunnen worden gebruikt om zinnen aan elkaar te 'plakken'. Denk hierbij aan:
vragende voornaamwoorden, bijwoorden, voorzetsels en het telwoord 'hoeveel'

Slide 8 - Slide


Ik weet nog niet of ik met je meega naar de film. 
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel

Slide 9 - Quiz


We gaan morgen tennissen of naar het strand.
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel

Slide 10 - Quiz


Ik zou graag van u willen weten op wie u gaat stemmen tijdens de komende verkiezingen. 
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Voorzetsel

Slide 11 - Quiz


Weet jij hoe die man daar heet? 
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 12 - Quiz


Kun jij me vertellen wie mij kan helpen dat probleem op te lossen? 
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quiz


Ik heb geen idee hoeveel leerlingen zich voor die excursie hebben ingeschreven. 
A
Onderschikkend voegwoord
B
Nevenschikkend voegwoord
C
Bijwoord
D
Telwoord

Slide 14 - Quiz

Werkwoorden benoemen in samengestelde zinnen
Zoals we weten zijn er drie soorten werkwoorden: hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden.

Sommige mensen vinden het lastig om deze werkwoorden te benoemen als er sprake is van een samengestelde zin.

Slide 15 - Slide

Hoe gaan we te werk?
Als er sprake is van een samengestelde zin, maken we er enkelvoudige zinnen van. Dit doen we door de zin(nen) in een andere tijd te zetten. Op die manier veranderen de persoonsvormen. Er zijn evenveel zinnen als persoonsvormen. Vervolgens verdelen we de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.

Slide 16 - Slide

En dan?
Als het laatst overgebleven werkwoord een vorm is, van zijn, worden, schijnen, blijven, blijken, lijken, dunken, heten of voorkomen is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord.

In alle andere gevallen is het overgebleven werkwoord een zelfstandig werkwoord.

Slide 17 - Slide


Als Sneeuwwitje niet van de giftige appel had gegeten, dan was ze nooit zo ziek geworden.
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 18 - Quiz


Als Sneeuwwitje niet van de giftige appel had gegeten, dan was ze nooit zo ziek geworden.
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 19 - Quiz


Als Sneeuwwitje niet van de giftige appel had gegeten, dan was ze nooit zo ziek geworden.
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 20 - Quiz


Als Sneeuwwitje niet van de giftige appel had gegeten, dan was ze nooit zo ziek geworden.
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 21 - Quiz


Terwijl hij uit het raam keek, zag hij dat zijn collega aangereden werd. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 22 - Quiz


Terwijl hij uit het raam keek, zag hij dat zijn collega aangereden werd. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 23 - Quiz


Terwijl hij uit het raam keek, zag hij dat zijn collega aangereden werd. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 24 - Quiz


Terwijl hij uit het raam keek, zag hij dat zijn collega aangereden werd
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 25 - Quiz

Incongruentie
Bij een enkelvoudig ond hoort een enkelvoudige pv. 
Bij een meervoudig ond hoort een meervoudige pv. 
Is dit niet zo, dan is er incongruentie. 

Vb. 
Dus jij denkt dat dit soort artiesten nooit voor een groot publiek zullen optreden?

Slide 26 - Slide


Zoek de incongruentiefout. 
Ik las in de krant dat vijftig procent van de bevolking tegen de uitzending van militairen naar oorlogsgebieden zijn. 
A
Ik ....las
B
Ik.... de krant
C
de uitzending van militairen....zijn
D
vijftig procent van de bevolking.....zijn

Slide 27 - Quiz


Alle prijswinnaars worden verzocht zich te melden bij het erepodium. 
A
alle prijswinnaars ....worden
B
denkbeeldig ond (het).... worden
C
alle prijswinnaars...verzocht
D
melden.....erepodium

Slide 28 - Quiz

Aan de slag (10 min)
Maak nu opdracht 5 en 6 (h/v-boek) grammatica.
Klaar? Ga vast verder met spelling.

Slide 29 - Slide