Gezegde

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Noem een overeenkomst tussen het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.

Slide 2 - Open question

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Open question

Het vieren van Sinterklaas is niet voor iedereen vanzelfsprekend.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk

Slide 4 - Quiz

Toch zetten veel kinderen elk jaar hun schoen.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk

Slide 5 - Quiz

De jongen uit de brugklas wil later graag proefvoetballen worden.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk

Slide 6 - Quiz

De jongens zitten al de hele dag te niksen.
A
Werkwoordelijk
B
Naamwoordelijk

Slide 7 - Quiz

Waaraan herken je een samengestelde zin?

Slide 8 - Open question

Terwijl de leerlingen een les maken, noteert de docent de absenten in magister.
A
bz+hz
B
Hz+hz
C
Hz+bz

Slide 9 - Quiz

De kinderen mochten hun schoenen zetten, nadat ze hun speelgoed hadden opgeruimd.
A
bz+hz
B
Hz+hz
C
Hz+bz

Slide 10 - Quiz

Bedenk zelf een zin die een naamwoordelijk gezegde bevat.

Slide 11 - Open question

Bedenk zelf een samengestelde zin.

Slide 12 - Open question