Gebruik -en-
• als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: roos + geur = rozengeur.
Gebruik -e-
• als het een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
• als het een meervoud op -en én -s heeft: groenten en groentes, dus: groentesoep.
• als het iets is waarvan er maar één is, zoals zon of maan: zonnescherm.
• als een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.
• als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is: lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen.
Gebruik -s-
• als je de -s- hoort: beroepsvoetballer, lievelingskleur. Vervang het tweede woord als dat woord met een -s begint. Je hoort dan of je een tussen-s moet gebruiken: varkensstal, want varkensvlees.