What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen voor de toets 2
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Gedichten interpreteren
Sterfbed en Het Huwelijk
Slide 4 - Slide
Programma
Lezen gedichten (10 min)
Gedicht interpreteren (15 min)
Quiz (10 min)
Laatste 5 minuten
Slide 5 - Slide
Lesdoelen
Je kent de belangrijkste poëtische begrippen
Je kunt gedichten interpreteren
Je weet wat je kunt verwachten in de toets over poëzie
Slide 6 - Slide
Oefentoets maken
Slide 7 - Slide
Flashcards overhoren
Slide 8 - Slide
Werkfase
Kies één van de drie opdrachten
Je krijgt 25 minuten de tijd
Ik loop langs om vragen te beantwoorden
timer
20:00
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Poëzie valt onder
A
het hoofdgenre epiek
B
het hoofdgenre dramatiek
C
het hoofdgenre lyriek
D
subgenre haiku
Slide 11 - Quiz
Wat wordt bedoeld met strofe in de poëzie?
A
Een letterlijke vertaling van een gedicht.
B
Een gedicht zonder rijm of metrum.
C
Een figuurlijke taalconstructie in een gedicht.
D
Een groep versregels binnen een gedicht.
Slide 12 - Quiz
Wat is een zuivere metafoor in de poëzie?
A
Een herhaling van klanken in een gedicht.
B
Een ambiguïteit in de betekenis van een woord.
C
Een indirecte vergelijking met 'als' in een gedicht.
D
Een directe vergelijking zonder gebruik van 'als'.
Slide 13 - Quiz
Wat is poëzie?
A
Links
B
Rechts
Slide 14 - Quiz
Wat kenmerkt een metafoor met verbindingswoord in de poëzie?
A
Een directe vergelijking zonder gebruik van 'als'.
B
Het gebruik van 'als', 'zoals' of 'gelijk aan'.
C
Een herhaling van klanken in een gedicht.
D
Een groep versregels binnen een gedicht.
Slide 15 - Quiz
Wat is het verschil tussen proza en poëzie?
A
proza heeft geen rijm, poëzie wel
B
Bij poëzie bepaalt de dichter de lengte van de regel, bij proza de bladzijde.
C
proza maakt minder gebruik van witregels
D
proza gaat altijd over zwaardere onderwerpen dan poëzie
Slide 16 - Quiz
Wat is de expressieve functie in de poëzie?
A
Het benadrukken van logische redeneringen
B
Het uiten van emoties en gevoelens
C
Het gebruik van formele taal
D
Het vermijden van persoonlijke ervaringen
Slide 17 - Quiz
Wat is de pragmatische functie in de poëzie?
A
Het gebruik van humoristische taal
B
Het beïnvloeden van de lezer of toehoorder
C
Het vermijden van metaforen
D
Het benadrukken van grammaticale regels
Slide 18 - Quiz
Wat heeft poëzie niet altijd?
A
een Metrum
B
Versregels
C
Rijm
D
Geluidssymboliek
Slide 19 - Quiz
Wat is een eufemisme?
A
Een verzachtende uitdrukking voor iets negatiefs.
B
Een overdreven uitspraak voor effect.
C
Een ironische opmerking.
D
Een vraag zonder antwoord.
Slide 20 - Quiz
Wat is een parodie?
A
Een ernstige beschrijving van een gebeurtenis.
B
Een humoristische nabootsing van iets.
C
Een vraag die een antwoord vereist.
D
Een overdreven emotionele uiting.
Slide 21 - Quiz
Wat is een hyperbool?
A
Een subtiele hint naar iets.
B
Een directe vraag zonder retorische betekenis.
C
Een sterke overdrijving voor effect.
D
Een bescheiden en realistische uitspraak.
Slide 22 - Quiz
Wat is een strofe?
A
Een groep versregels in een gedicht
B
Een enkelvoudige zin
Slide 23 - Quiz
Wat beschrijft volrijm?
A
Verschil in klank tussen woorden
B
Gelijkenis van klanken aan het eind
Slide 24 - Quiz
Wat is ironie?
A
Een vorm van overdrijving
B
Het tegenovergestelde van wat bedoeld is
Slide 25 - Quiz
Wat is climax in een tekst?
A
Stijging in spanning of belang
B
Een poëticale opvatting
C
Een soort volrijm
D
Een type beeldspraak
Slide 26 - Quiz
Wat is anafoor?
A
Een beeldspraak techniek
B
Een soort eindrijm
C
Herhaling van een woord aan het begin
D
Een poëticale opvatting
Slide 27 - Quiz
Wat is volrijm?
A
Rijm waarbij eindklanken overeenkomen
B
Een stijgende spanningsopbouw
C
Een vorm van beeldspraak
D
Een herhaling van zinnen
Slide 28 - Quiz
Wat is beeldspraak?
A
Een soort van poëticale opvatting
B
Figuratieve taal die beelden oproept
C
Een ritmisch patroon in poëzie
D
Een herhaling van woorden
Slide 29 - Quiz
Wat is een poëticale opvatting?
A
Een visie op poëzie en kunst
B
Een vorm van beeldspraak
C
Een type verhaalstructuur
D
Een soort rijmtechniek
Slide 30 - Quiz
Wat is een zuivere metafoor?
A
Een vorm van alliteratie
B
Een paradoxale uitspraak
C
Een herhaling van woorden
D
Een vergelijking zonder als of zoals
Slide 31 - Quiz
Wat is alliteratie?
A
Een tegenstelling in woorden
B
Een herhaling van klanken
C
Herhaling van dezelfde beginletter
D
Een vorm van metafoor
Slide 32 - Quiz
Wat is een paradox?
A
Een schijnbare tegenstrijdigheid
B
Een vorm van alliteratie
C
Een rijmende zin
D
Een directe vergelijking
Slide 33 - Quiz
Wat wil je nog weten over de toets?
Slide 34 - Open question
Ben je klaar voor de toets?
Jazeker
Nog helemaal niet
Niets staat een zegetocht in de weg
Slide 35 - Poll
More lessons like this
Oefenen voor de toets
November 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Poëzie les 1-3 (versie 2)
March 2023
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Poëzie les 1-3
January 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Rijm
March 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Poezie
June 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Poëzie les 6
September 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Poëzie M4
November 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Poëzieweek (1)
March 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3