V3 - H4 congruentie en inversie en het en je

congruentie en inversie

uitleg theorie 
grammatica / zinsdelen (blz. 130-131)
maken: opdracht 1 t/m 3 (blz. 131)
woordsoort van het en je
maken: opdracht 1 t/m 3 (blz. 132 en 133)


(laatste onderdeel grammatica en formuleren 3V)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

congruentie en inversie

uitleg theorie 
grammatica / zinsdelen (blz. 130-131)
maken: opdracht 1 t/m 3 (blz. 131)
woordsoort van het en je
maken: opdracht 1 t/m 3 (blz. 132 en 133)


(laatste onderdeel grammatica en formuleren 3V)

Slide 1 - Slide

Op de heuvel loopt een kudde bruine schapen rustig te grazen.
A
Fout
B
Goed

Slide 2 - Quiz

Hebben de politie te weinig personeel om kleine inbraken op te lossen?
A
Fout
B
Goed

Slide 3 - Quiz

Gisteren bezochten een klas bruggers de oude molen bij Windesheim.
A
Fout
B
Goed

Slide 4 - Quiz

Congruentie
Wat is dat? 
PV en O = zelfde getal (ev / mv) + zelfde persoon (1e, 2e 3e) 

*Ik zijn jarig. 
ik ben jarig of wij zijn jarig
Niet zo moeilijk
Moeilijker:
Die groep bejaarden loopt/lopen altijd erg langzaam?

Slide 5 - Slide

lastige gevallen (1.)
Bij woordgroepen met een enkelvoudige kern en een meervoudige nabepaling richt de pv zich naar de kern. 

De groep betogers wandelde/wandelden van het Malieveld naar het Binnenhof. 
De groep = e.v.; er is één groep betogers. 

Slide 6 - Slide

lastige gevallen (2.)
Als het onderwerp een verzamelnaam is die uit meerdere personen bestaat, is de persoonsvorm enkelvoudig. 
De jeugd van tegenwoordig is zo gek nog niet.
De jeugd --> er is/zijn één jeugd (al bestaat die uit meerdere jongeren)
De bemanning --> Onze bemanning bestaat/bestaan uit mannen en vrouwen

Slide 7 - Slide

lastige gevallen (3.)
In de constructie één van de (1) + meervoudig woord (2)+ die (3) volgt in een bijvoeglijke bijzin een meervoudige persoonsvorm

Één van de (1) Rotterdammers (2) die (3) naar Australië emigreerde/emigreerden, was mijn vader. 

Slide 8 - Slide

lastige gevallen (4.)
Bij meervoudige titels van boeken, films enzovoort volgt een enkelvoudige persoonsvorm. 

Freedom writers is/zijn een bijzondere en aangrijpende film. 
Freedom writers = mv (writers). Maar het gaat om één film!

Slide 9 - Slide

lastige gevallen (5.)
Na een rekeneenheid volgt een enkelvoudige persoonsvorm 

Rekeneenheid: liter, kilometer, procent, kilo, euro, joule, mol

Twee liter water is/zijn heel veel voor iemand die weinig drinkt.

Slide 10 - Slide

Gisteren ... een klas bruggers De Kuip
A
bezocht
B
bezochten

Slide 11 - Quiz

Bijna tachtig procent van de Nederlanders ... zich gelukkig.
A
noemt
B
noemen

Slide 12 - Quiz

Een aantal leerlingen ... altijd te laat.
A
komt
B
komen

Slide 13 - Quiz

Wist jij dat deze groep anti-vaxers voor veel rellen tegen het corona-beleid verantwoordelijk ... ?
A
is
B
zijn

Slide 14 - Quiz

Inversie
De meeste zinnen hebben een zgn. OPA-constructie:
onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel
Ik loop elke dag een rondje in het Vroesenpark. 


Tijdens Nieuwjaar schenken veel cafés alcohol aan minderjarigen. 
bwb - persoonsvorm - onderwerp - lv - mv
inversie


Slide 15 - Slide

Inversie
In veel zinnen staat het onderwerp op de eerste plaats in de zin, vóór de persoonsvorm: (OP)
– Iedereen (ow) / verlangt (pv) / naar het einde van de lockdown.
Als in een zin het onderwerp achter de persoonsvorm staat, heet dat inversie (PO). Op de eerste plaats van de zin staat dan de persoonsvorm of een ander zinsdeel:
– Naar het einde van de lockdown / verlangt (pv) / iedereen (ow).

Slide 16 - Slide

Inversie of niet?
Op zondag maken mijn ouders een rondje in de cabrio.
A
Inversie
B
Geen inversie

Slide 17 - Quiz

Wie heeft Xavier die mooie verzameling postzegels eigenlijk gegeven?
A
inversie
B
geen inversie
C
niet te bepalen

Slide 18 - Quiz

De finale van Wie is de mol ga ik zeker kijken.
A
Geen inversie
B
Inversie

Slide 19 - Quiz

Tegenwoordig ... op alle dancefeesten allerlei synthetische drugs te koop.
A
is
B
zijn

Slide 20 - Quiz

Grammatica WS H4
De woordsoort van:
'het' en 'je'

Slide 21 - Slide

Doel van de les
Je kent de volgende woordsoorten en je kunt deze uit de zin halen: 
bepaald lidwoord - persoonlijk voornaamwoord -  onbepaald vnw - bezittelijk vnw - wederkerend voornaamwoord.

Je weet tot welke woordsoorten het & je kunnen behoren.


Slide 22 - Slide

De woordsoort van het
In de voorgaande lessen heb je gezien dat dezelfde woorden tot dezelfde woordsoort kunnen behoren. Dat is ook zo bij het woord het en bij het woord je.

Slide 23 - Slide

Het 
Het is een:
- blw als het bij een znw hoort
- pers. vnw als het een duidelijke betekenis heeft en naar iets verwijst. Tip: het moet te vervangen zijn door 'dat'
Dit huis is lelijk. Het wordt daarom verbouwd. 

- onbep. vnw als het geen duidelijke betekenis heeft en niet naar iets verwijst.
Het vriest.



Slide 24 - Slide

Je
Je is een:
- pers. vnw als je je kan vervangen door jij of jou
Je moet je huiswerk maken
- bez. vnw als het bezit aangeeft (staat voor een znw met soms een bnw ertussen)
Je (jouw) mooie fiets staat hier
- wederkerend vnw als je bij een wederkerend ww hoort. 
(wederkerend ww = Het ww kan niet zonder het vnw, bv zich schamen of zich vergissen.
- onbep. vnw als het 'men' betekent
Er staat hier dat je geen schoenen aan mag hebben.

Slide 25 - Slide


Benoem het 1e woord je:

Heb JE nog wat kleingeld in je portemonnee?




Benoem het woord je:

Heb je nog wat kleingeld?


A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wederkend vnw
D
onbepaald vnw

Slide 26 - Quiz

Benoem het 2e woord je:

Heb je nog wat kleingeld in JE portemonnee?
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
onbepaald vnw
D
wederkerend vnw

Slide 27 - Quiz

Benoem het woord het:

Hij vertrouwt het niet helemaal.
A
blw
B
pers. vnw
C
onbepaald vnw

Slide 28 - Quiz

Benoem het 2e woord je :
Je moet JE niet verkijken op de moeilijkheidsgraad van het spel.
A
pers. vnw
B
bez. vnw
C
wederkerend vnw
D
onbepaald vnw

Slide 29 - Quiz

Aan de slag
Je gaat nu zelf oefenen:

  1. Ga naar het digitale boek van Nieuw Nederlands H4 Grammatica (congruentie en inversie)
  2. Maken opdracht 1 t/m 3
  3. Ga naar De woordsoort van je en het
  4. Maak opdracht 1 t/m 3

Slide 30 - Slide