Rekenen NU PW/OA 5.5

Rekenen Hoofdstuk 5.5

Verhoudingen en schaal
1 / 14
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Rekenen Hoofdstuk 5.5

Verhoudingen en schaal

Slide 1 - Slide

Mededelingen OA2
Planning Rekenen - zie TEAMS - bestanden!                               Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

OA2B: docent is afwezig in week 40 en 41. Jullie rekenles vervalt voor deze 2 weken. Jullie maken thuis zelfstandig de instaptoets voor H7. Deze moet uiterlijk dinsdag 12 oktober klaar zijn!
Zorg er voor dat je een toets hebt aangevraagd voor H5 voordat de Periode 6 start! ! 
In Periode 6 ga je 4 weken op stage!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? Cijfer toets H5 + opdrachten H5 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 5.1 t/m 5.6 = 1 punt extra
  • Min 85% op instaptoets = alleen 5.6 +  examenopdrachten maken.

Slide 2 - Slide

Mededelingen PW2
Planning Rekenen - zie TEAMS - bestanden!                               Gebruik REKENMACHINE toegestaan!

Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode? 

Cijfer toets H5 + opdrachten H5 hebben gemaakt.
  • Minimaal 55% behaald voor paragraaf 5.1 t/m 5.6 = 1 punt extra

Week 41: Woensdag 13 oktober TOETS Hoofdstuk 5!
Week 44 (prestatieweek): herkansing Hoofdstuk 5!

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 5 Verhoudingen
5.1 Verhoudingen
5.2 Verhoudingstabellen
5.3 Verhoudingstabellen met tussenstap
5.4 Vergelijken met verhoudingstabellen
5.5 Verhouding en schaal
5.6 Gemengde opdrachten
Oefentoets Hoofdstuk 5

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 5.5
  • Je leert rekenen met schaal.
  • Je leert meetkundige figuren in verhouding vergroten en verkleinen.

Slide 5 - Slide

Uitleg

Een voorwerp wordt vaak kleiner getekend dan het in werkelijkheid is. Je tekent dan op schaal. Als alle maten in werkelijkheid 100 keer zo groot zijn, is de schaal 1 : 100.
1 cm op de tekening is dan 100 cm in werkelijkheid.
Maar ook: 1 mm op de tekening is 100 mm in werkelijkheid.
Bij het rekenen met schaal kun je een verhoudingstabel gebruiken.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
De foto van deze auto is op schaal. De werkelijke maten staan erbij. Op welke schaal is de foto van de auto? De auto is op de foto 44 mm lang.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
De foto van deze auto is op schaal. De werkelijke maten staan erbij. Op welke schaal is de foto van de auto?
De auto is op de foto 44 mm lang.
In werkelijkheid is de auto 4400 mm.
1 mm. stelt dus 4400 : 44 = 100 mm voor.

Schaal = 1 : 100

Slide 9 - Slide

Een foto wordt vergroot op schaal 1 : 3.
Bereken de oppervlakte van de vergroting.
Hoeveel keer zo groot is deze oppervlakte ten opzichte van de kleine foto?

Zowel de hoogte als de 
breedte is 3x vergroot.

Slide 10 - Slide

De hoogte is 3 x 10 = 30 cm.
De breedte is 3 x 15 = 45 cm.

De oppervlakte van de kleine foto is 10 x 15 = 150 cm2.
De oppervlakte van de grote foto is 30 x 45 = 1350 cm2.

De oppervlakte is 3 x 3 = 9 keer zo groot. 
9x150 cm2 = 1350 cm2. Klopt!

Slide 11 - Slide

Oefenen
.
timer
2:00

Slide 12 - Slide

Oefenen
.
25000                   250
340.000           3400
1 : 1000             6300
1 : 400.000      2.000.000

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 5.5
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Starten met 5.6 en oefentoets

Slide 14 - Slide