What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Via Vervolg 1F Deel A Thema 1 H1 Belangrijke woorden les 1 bb
Thema 1 H1 Belangrijke woorden
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 1 H1 Belangrijke woorden
Slide 1 - Slide
Leerdoel
- Je kunt de betekenis van de woorden in de woordenlijst begrijpen en benoemen.
Slide 2 - Slide
Onderwerp
Thema 1 Sport
Slide 3 - Slide
Wat gaan we doen?
1.Voorkennis ophalen via Lessonup.
We gaan alle woorden even langs.
2.Zelfstandig werken.
3.Checken en inleveren.
4.Afsluiten.
Slide 4 - Slide
Voorkennis ophalen
Er komen nu 20 woordjes.
Welke betekenis hoort hierbij?
Kies het beste antwoord.
Succes!
Slide 5 - Slide
Aanmoedigen
A
De aandacht op een zaak richten.
B
In de richting van de tegenstander bewegen om die te verslaan
C
Iemand moed inspreken en steunen.
D
Of je fit bent of niet.
Slide 6 - Quiz
Aanvallen
A
Iemand moed inspreken en steunen.
B
In de richting van de tegenstander bewegen om die te verslaan.
C
De aandacht op een zaak richten en niet laten afleiden.
D
De manier waarop je een doel wilt bereiken.
Slide 7 - Quiz
Concentreren
A
Een zere plek of een verwonding.
B
De aanhangers van een bepaalde sportclub.
C
Iets doen wat tegen de spelregels is.
D
De aandacht op een plaats richten en niet laten afleiden.
Slide 8 - Quiz
De blessure
A
Een zere plek of een verwonding.
B
Of je fit bent of niet.
C
De manier waarop je een doel wilt bereiken.
D
Inspanning waardoor je iets voor elkaar krijgt.
Slide 9 - Quiz
De competitie
A
de ruzie
B
de winnaars
C
een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap
Slide 10 - Quiz
De conditie
A
Hoe je auto eruit ziet
B
Of je fit bent of niet Staat van je lichaam
C
De waarde van iets
D
Hoe snel je bent
Slide 11 - Quiz
Wat betekent:
de finale
A
de eerste wedstrijd
B
de laatste en beslissende wedstrijd
C
de wedstrijd om te oefenen
Slide 12 - Quiz
de overtreding
A
Een zere plek of een verwonding
B
De aanhangers van een bepaalde sportclub.
C
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
D
Iets doen wat tegen de spelregels is.
Slide 13 - Quiz
Wat zijn supporters?
A
De aanvallers van een club
B
De verdedigers van een club
C
De bazen van een club
D
De aanhangers van een sportclub
Slide 14 - Quiz
de tactiek
A
Een voetbal truc
B
de manier waarop je een doel wilt bereiken
C
Spelregels
Slide 15 - Quiz
De teleurstelling
A
Het gevoel dat je hebt als iets niet loopt zoals je had verwacht.
B
Iemand niet meer laten meespelen.
C
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.
Slide 16 - Quiz
De toeschouwers
A
Iets lange tijd lichamelijk of geestelijk kunnen volhouden.
B
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
C
Het publiek
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.
Slide 17 - Quiz
Welke betekenis hoort bij:
De tribune
A
Het publiek
B
De laatste en beslissende wedstrijd
C
Rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek.
D
Aanhangers van een bepaalde sportclub
Slide 18 - Quiz
Welk woord past bij de volgende omschrijving:
Iemand niet meer laten meespelen, omdat hij/zij zich niet aan de spelregels heeft gehouden.
A
Aanmoedigen
B
Aanvallen
C
Presteren
D
Diskwalificeren
Slide 19 - Quiz
fysiek
A
geestelijk
B
gevoelig
C
lichamelijk
D
vrolijk
Slide 20 - Quiz
De sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort.
A
werkkleding
B
clubtenue
C
werkteunue
D
cluboutfit
Slide 21 - Quiz
Het klassement is...
A
De stand van een wedstrijd.
B
De sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort.
C
Een lijst van spelers/teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staat.
D
Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap.
Slide 22 - Quiz
Het uithoudingsvermogen
A
Iets lange tijd lichamelijk of geestelijk kunnen volhouden.
B
Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.
C
Het publiek
D
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.
Slide 23 - Quiz
Mentaal
A
Lichamelijk
B
Aanpassing
C
Werkwijze
D
Geestelijk
Slide 24 - Quiz
Wat is presteren?
A
Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
B
Je ontspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt
C
Een presentatie geven
D
Televisie kijken
Slide 25 - Quiz
Maken
Maak de opdrachten 1 t/m 5
blz. 12-19
Denk aan goede zinnen schrijven, hoofdletters en punten.
timer
20:00
Slide 26 - Slide
More lessons like this
Via Vervolg 1F Deel A Thema 1 H1 Belangrijke woorden
August 2022
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 1 - Les 1
September 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Via Vervolg Thema 1 Sport Belangrijke woorden
September 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Via Vervolg thema 1 sport Belangrijke woorden
August 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Thema 1, H1 Belangrijke woorden
June 2021
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Via Vervolg thema 1 sport Belangrijke woorden
September 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
leerjaar 1 Nederlands Via Vooraf H1 moeilijke woorden
September 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Speciaal Onderwijs
Leerroute 1
Via vervolg, thema 1 les 1 belangrijke woorden
August 2023
- Lesson with
31 slides
Engels
Speciaal Onderwijs
Leerroute 2