This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Voedingsleer terugkoppeling
Slide 1 - Slide
Hoeveel kcal zitten er in: 1 gr eiwitten, 1 gr koolhydraten, 1 gr vetten
Slide 2 - Mind map
Karel heeft als advies gekregen 215 gram eiwitten, 400 gram koolhydraten en 80 gram vetten binnen te krijgen. Hoeveel kcal krijgt Karel op 1 dag binnen?
Slide 3 - Open question
Hoeveel kcal mogen 19-30 jarige actieve mensen binnen krijgen (volgens het voedingscentrum)
A
2100
B
2400
C
2600
D
2800
Slide 4 - Quiz
Pieter neemt per dag 1800 kcal aan voeding. Hij verbruikt 2000 kcal per dag. Wat kunnen we hierover zeggen?
A
Een positieve energiebalans
B
Neutrale energie balans
C
Negatieve energiebalans
D
Himmal niks
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Video
Hoeveel % van je dagelijks verbruik is aan het basaal metabolisme (bij een normaal persoon)
A
40%
B
50%
C
60%
D
70%
Slide 7 - Quiz
Hoe noemen we de kleinere variant van eiwitten?
A
Lipiden
B
Aminozuren
C
Proteïne
D
Waterstof
Slide 8 - Quiz
Eiwitten worden gebruikt als eerste brandstof voor het lichaam
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Hoeveel gram per kg lichaamsgewicht moet je per dag aan eiwitten binnen krijgen volgens het voedingscentrum?
A
0,8 gram
B
1,0 gram
C
1,2 gram
D
1,4 gram
Slide 10 - Quiz
Isabel heeft haar tibia op 2 plekken gebroken. Hiervoor heeft ze als advies gekregen meer eiwitten in te nemen. Hoeveel % zou jij aanbevelen?
A
1.2gr per kg
B
1.5gr per kg
C
1.7gr per kg
D
2.0gr per kg
Slide 11 - Quiz
Wat is Kwasiorkor?
A
Ewittekort
B
Eiwitoverschot
C
Eiwitafwijking
D
Eiwitalergie
Slide 12 - Quiz
Wat zijn essentiële aminozuren?
A
Eiwtten die uit plantaaridge produceten komen
B
Eiwitten die het lichaam zelf kan aanmaken
C
Eiwitten die in laboratoria gemaakt wordt
D
Eiwitten die het lichaam niet zelf kan aanmaken
Slide 13 - Quiz
Irma volgt een dieet waar weinig koolhydraten inzitten. Hoe noemen we dit dieet?
A
Paleodieet
B
Ketodieet
C
Mediteraan dieet
D
Vetarmdieet
Slide 14 - Quiz
Fructose zit vooral in vruchtensuiker en wordt gebruikt voor directe koolhydraten. Hoe noemen we dit?
A
Monosachariden
B
Disachariden
C
Polysachariden
Slide 15 - Quiz
Het is 5 graden en Leonie heeft zojuist 1 uur gesport. Ze heeft niet veel gezweet, wat voor drank adviseer je Leonie?
A
Hypotoon
B
Isotoon
C
Hypertoon
D
Eiwitshakes
Slide 16 - Quiz
Dee krijgt het volgende binnen: 200 gram vetten 250 gram eiwitten 350 gram koolhydraten Welke van 3 macronutriënten zou jij verminderen?
A
Vetten
B
Eiwitten
C
Koolhydraten
Slide 17 - Quiz
Waar is het basaalmetabolisme niet goed voor?
A
Op temperatuur houden van ons lichaam
B
Onze spieren voorzien van bruikbare stoffen
C
Het geneze van wondjes
D
Onze basisconditie tijdens het sporten behouden
Slide 18 - Quiz
Voedingsvezels zijn koolhydraten die niet door onze darmen worden verteerd of opgenomen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Wat is geen functie van voedingsvezels?
A
Verminderd de kans op hart- en vaatziekten
B
Bescherming van weefsels en organen
C
Draagt bij aan een verzadigd gevoel na het eten
D
Draagt bij aan een goede spijsvertering en stoelgang
Slide 20 - Quiz
Elke vitamine heeft een ADH. Wat betekent dat?
A
Algemene dagelijkse hoeveelheid
B
Antiduretisch hormoon
C
Anders dagelijks hoeveelheid
D
Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
Slide 21 - Quiz
Elke dag 15 min in de zon en je maakt voldoende vitamine D aan
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Getinte mensen wordt geadviseerd extra vitamine in te nemen. Welke vitamine?
A
Vitamine A
B
Vitamine B6
C
Vitamine D
D
Vitamine C
Slide 23 - Quiz
Welke vitamine is niet vetoplosbaar?
A
Vitamine A
B
Vitamine B
C
Vitamine E
D
vitamine K
Slide 24 - Quiz
Transvet is een vorm van onverzadigde vetzuur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Verzadigde vetzuren zijn de slechte vetzuren
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Hoeveel procent van je totale vetinname op een dag mag maximaal uit verzadigd vet bestaan?
A
1%
B
8%
C
10%
D
14%
Slide 27 - Quiz
Calcium is de meest bekende mineraal. Waarvan is dit een onderdeel van?
A
Macro elementen van de mineralen
B
Een spoorelement
Slide 28 - Quiz
Welke van deze adviezen kan je het beste geven aan een "normale Nederlander"
A
Eet veelzijdig
B
Beperk je vetinname
C
Verhoog je eiwitten
D
Krijgt meer vocht binnen
Slide 29 - Quiz
In Nederland is vaker een tekort dan een overschot aan Fosfor
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Hoeveel gram Natrium (zout) wordt geadviseerd maximaal in te nemen volgens het voedingscentrum?
A
3 gram
B
6 gram
C
9 gram
D
12 gram
Slide 31 - Quiz
In welk product zitten veel eiwitten?
A
Chocolade
B
Pasta
C
Kipfilet
D
Frisdrank
Slide 32 - Quiz
Welk product bevat veel vetten?
A
Olijfolie
B
Rijst
C
Muesli
D
Yoghurt
Slide 33 - Quiz
Welk product heeft veel koolhydraten?
A
Kwark
B
Tonijn
C
Brood
D
Avocado
Slide 34 - Quiz
Welk product is rijk aan eiwitten en vetten?
A
Noten
B
Wortel
C
Zalm
D
Banaan
Slide 35 - Quiz
Welk product bevat zowel eiwitten als koolhydraten?