2G les 04-06 Test jezelf Grammatik Kapitel 4

 Kapitel 4 Test jezelf
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 Kapitel 4 Test jezelf

Slide 1 - Slide

Lernziele 
  • Du kannst die Grammatik von Kapitel 4 richtig anwenden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Personalpronomen

Slide 4 - Slide

Könnt ... (jullie) ... (mij) das neue Handy geben?
A
ihr-ich
B
euch - mich
C
euch-mir
D
ihr - mir

Slide 5 - Quiz

Übersetze:
Jij kent haar.

Slide 6 - Open question

Übersetze:
Wij bezoeken jullie.




Übersetze:
Wij bezoeken jullie.


Slide 7 - Open question

Voorzetsels van de 3e naamval

aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
Vertaling

uit
bij
met
naar, na
sinds
van, door
naar (personen/locatie), tot, bij 

Slide 8 - Slide

Voorzetsels van de 4e naamval

durch
für
ohne
um
bis 
gegen
entlang
Vertaling

door
voor
zonder
om 
tot 
tegen
langs

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Noem de voorzetsels met de 3e naamval:

Slide 11 - Open question

Noem de voorzetsels met de 4e naamval:

Slide 12 - Open question

Maak een keuze!

Hast du ein Handy für .......?
A
mir
B
ich
C
mein
D
mich

Slide 13 - Quiz

Maak een keuze!
Gehst du mit .......einkaufen?
A
uns
B
ons
C
wir
D
euch

Slide 14 - Quiz

Maak een keuze!

Wir sind nach .......an der Reihe (beurt).
A
er
B
ihnen
C
sie
D
Sie

Slide 15 - Quiz

Die Tasche steht bei (hem) _____.
A
ihn
B
ihm
C
ihnen
D
ihr

Slide 16 - Quiz

Maak een keuze!

Sie geht ohne ........einkaufen.
A
ihr
B
ihm
C
ihn
D
er

Slide 17 - Quiz

Het onregelmatige werkwoord "werden"

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Voltooid deelwoord van "werden"  

geworden = geworden

Voorbeeld:

Ik ben wakker geworden.  = Ich bin wach geworden. 

Slide 20 - Slide

(werden)
Du ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
wirst
C
werden
D
werde

Slide 21 - Quiz

(werden)
Sie (mv) ........ es nicht vergessen.
A
werde
B
wird
C
werden
D
werdet

Slide 22 - Quiz

Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

A) Hoofdregel:                      ge + stam + t
B) Stam op -d of -t:            ge + stam + et
C) eindigend op -ieren:             stam + t

Slide 23 - Slide

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden die
op -ieren eindigen?

Slide 24 - Open question

ik heb gemaakt
timer
0:10
A
ich habe macht
B
ich habe gemacht
C
ich habe gemachtet

Slide 25 - Quiz

jij hebt gestudeerd
timer
0:10
A
du hat gestudiert
B
du hast gestudieren
C
du hast gestudiertet
D
du hast studiert

Slide 26 - Quiz

Heeft zij gebadderd?
(het hele Duitse werkwoord = baden)
timer
0:10
A
Hat sie badet?
B
Hat sie gebadet?
C
Hat sie gebadt?
D
Hat sie gebaden?

Slide 27 - Quiz

Voltooid deelwoord van een sterk werkwoord


ge + ... + en

Zij heeft gelezen. = Sie hat gelesen.

Slide 28 - Slide

1. Haben Sie ihn noch (sprechen) ........ ?

Slide 29 - Open question

2. Das Kind ist von der Schaukel (fallen) .........

Slide 30 - Open question

3. Wir haben mehrere Lieder (singen) .......

Slide 31 - Open question

4. Hast du ihm eine E-Mail (schreiben) ............ ?

Slide 32 - Open question

5. Wir sind nach Hamburg (fahren) ............... .

Slide 33 - Open question

Extra online oefening
Wil je nog verder oefenen met het sterke werkwood in de voltooide tijd (als voltooid deelwoord) dan kan dat met de volgende oefening.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Hulpwerkwoorden haben en sein

Vaak "haben" als hulpwerkwoord voor het voltooid deelwoord

Beweging? werkwoord "sein"

Slide 37 - Slide

Scheidbare en niet-scheidbare werkwoorden


Deze werkwoorden kunnen sterk of zwak zijn. 
Het hangt er per werkwoord van af.

besuchen, abholen (bezoeken, ophalen) = zwak
ankommen, vergessen (aankomen, vergeten) = sterk

Slide 38 - Slide




werkwooorden op -d of -t
ge + stam + et
Samengevat:
--> HB 08, 43 

Slide 39 - Slide

EVALUATION
Kun je de grammatica van Kapitel 4 grotendeels goed toepassen?
ja
nee

Slide 40 - Poll

Hast du noch eine Frage? Antworte nur, wenn du eine Frage hast ;-)

Slide 41 - Open question