What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Spelling quiz
Oefenen voor SE-week
1 / 50
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
50 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen voor SE-week
Slide 1 - Slide
Wat is de juiste spelling van....
A
verassing
B
verrasing
C
verrassing
Slide 2 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
C
onmiddenlijk
Slide 3 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
burgermeester
B
burgemeester
C
burgermeister
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
interview
B
intervieuw
C
inteview
Slide 5 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
sierraad
B
zieraad
C
sieraad
Slide 6 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
gochelen
B
googelen
C
goochelen
D
googlen
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste spelling van....
A
omelet
B
ommelet
C
ommellet
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
pannenkoek
B
pannekoek
Slide 9 - Quiz
Wat is de juiste spelling van.....
A
solliciteren
B
soliciteren
C
solisiteren
Slide 10 - Quiz
Werkwoordspelling
Slide 11 - Slide
Werkwoordspelling.
Wat is goed?
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.
C
Hij heeft de boel belazerdt
Slide 12 - Quiz
Werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 13 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis.
Slide 14 - Quiz
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 15 - Quiz
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.
Slide 16 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.
Slide 17 - Quiz
Vorige week (regenen) het de hele dag.
A
regendde
B
regendt
C
regende
D
regent
Slide 18 - Quiz
Gisteren (wachten) ik op de trein.
A
wachtte
B
wachte
C
wacht
Slide 19 - Quiz
Gisteren (komen) Marit te laat.
A
komde
B
kwam
C
komt
D
kwamen
Slide 20 - Quiz
De trainer ...... naar de sporthal .........(gaan)
A
gaat
B
ging
C
is gegaan
D
gingen
Slide 21 - Quiz
Kies de juiste spelling in de verleden tijd.
Ik ... mijn zwemdiploma in één keer.
A
behaalte
B
behaalde
C
behaalten
D
behaalden
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
bereide
B
bereiden
C
bereidde
Slide 23 - Quiz
Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
vergiste
B
vergisten
C
vergistte
D
vergistten
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste spelling in de
verleden tijd?
De leerlingen ..... naar huis.
A
fietsde
B
fietste
C
fietsden
D
fietsten
Slide 25 - Quiz
Spelling: Wanneer gebruik je de regel van 't k f s ch p x ?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nooit bij spelling
Slide 26 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
(Worden) .... jij nu 17 of 18?
A
Wordt
B
word
Slide 27 - Quiz
Werkwoordspelling
In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
Hij erkent dat ze is verandert.
B
Hij erkent dat ze is veranderd.
C
Hij erkend dat ze is verandert.
D
Hij erkend dat ze is veranderd.
Slide 28 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
Slide 29 - Quiz
Is deze zin goed of fout gespeld?:
Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout
Slide 30 - Quiz
werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt
Slide 31 - Quiz
Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zeen
D
zeeëen
Slide 32 - Quiz
Wat is het meervoud van rijst?
A
rijsts
B
rijst
C
rijsten
Slide 33 - Quiz
Wat is het meervoud van museum?
A
museums
B
musea's
C
musea
Slide 34 - Quiz
Kies het goede bijvoeglijk naamwoord: de (ijzer) ............ tafelpoot
A
ijzere
B
ijzeren
C
ijzer
Slide 35 - Quiz
Kies het goede bijvoeglijk naamwoord: de (plastic) ............ tas
A
plastic
B
plasticcen
C
plasticce
Slide 36 - Quiz
Kies het goede bijvoeglijk naamwoord: de (verbreed) ............ weg
A
verbreedde
B
verbrede
C
verbreden
D
verbreden
Slide 37 - Quiz
Hij (wenden) zijn hoofd af als hij haar ziet (tegenwoordige tijd)
A
wendt
B
went
C
wend
Slide 38 - Quiz
Werkwoorden uit het Engels vervoegen we op dezelfde manier
A
waar
B
niet waar
Slide 39 - Quiz
Wat is het meervoud van knie?
A
knien
B
knieëen
C
knieën
D
kniën
Slide 40 - Quiz
Wat is het meervoud van kaasschaaf?
A
kaasschaven
B
kaasschaaven
C
kaasschaafen
Slide 41 - Quiz
Wat is het meervoud van auto?
A
autoos
B
autos
C
auto'en
D
auto's
Slide 42 - Quiz
Het woord 'van' is een ....
A
zelfstandig naamwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
Slide 43 - Quiz
Het woord 'vervelende' is een
A
zelfstandig naamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 44 - Quiz
Het woord 'vandaag' is een
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 45 - Quiz
Het woord 'elkaar' is een
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerig voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 46 - Quiz
Het woord haar in 'zij viert haar verjaardag' is een
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Wederkerend voornaamwoord
Slide 47 - Quiz
Het woord zij in 'zij viert haar verjaardag' is een
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Wederkerend voornaamwoord
Slide 48 - Quiz
Het woord zich in 'zij vergist zich' is een
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Wederkerend voornaamwoord
Slide 49 - Quiz
Mevrouw Cieraad is de beste docent
A
waar
B
niet waar
Slide 50 - Quiz
More lessons like this
Nieuw Nederlands paragraaf 1 t/m 13 Oefentoets spelling
September 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling
October 2020
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Werkwoordspelling
May 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Nieuw Nederlands paragraaf 1 t/m 13 Oefentoets spelling
October 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
Herhalen H4 voor de toets 3K
June 2020
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Instaptoets spelling deel 1: Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden
April 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Werkwoordspelling
September 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
formatieve toets werkwoordspelling
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1,2