This lesson contains 15 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Nederlands - 1Vf
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
- Verder met Grammatica H3: lijdend voorwerp
- Start Grammatica H5: meewerkend voorwerp
Slide 2 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde:
bestaat uit alle werkwoorden in een zin!
Slide 3 - Slide
Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.
Bij sommige werkwoorden bestaat de basiszin uit drie zinsdelen en dan is het derde zinsdeel het lijdend voorwerp.
Lopen - ik loop
Plukken - ik pluk iets
Slide 4 - Slide
Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Let op: het lijdend voorwerp begint
NOOIT met een voorzetsel!
Slide 5 - Slide
Wat is het lv in deze zin?
- De kikker moet de jaarlijkse kikkerspringwedstrijd winnen.
pv =
wg=
ow =
lv = ?
Slide 6 - Slide
Wat is het lv in deze zin?
- De kikker moet de jaarlijkse kikkerspringwedstrijd winnen.
pv =
wg=
ow =
lv = ?
Slide 7 - Slide
Wat is het lv in deze zin?
In het voorjaar bouwen de meeste vogels een nest.
pv =
wg=
ow =
lv = ?
Slide 8 - Slide
Wat is het lv in deze zin?
Tijdens het Suikerfeest eten moslims lekkernijen en zoetigheden.
pv =
wg=
ow =
lv = ?
Slide 9 - Slide
Het meewerkend voorwerp
Wat is het meewerkend voorwerp?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.
Slide 12 - Slide
Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Slide 13 - Slide
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp. 2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 14 - Slide
Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 4 van H3 van Grammatica zinsdelen (blz 89).
Maak opdracht 1 van Grammatica Zinsdelen H5 (blz 149).