Cursus 7- Spelling-§3 leenwoorden- vwo2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je leenwoorden op de juiste manier kunt spellen.





1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je leenwoorden op de juiste manier kunt spellen.





Slide 1 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (keeper), eten (nasi goreng), kleding (sombrero), uiterlijk (make-up), verkeer (ambulance) en computers (deleten). 

De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 2 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Zo spel je Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.

Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in.

Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: second opinion, low budget.

Een woordgroep is een opeenvolging van woorden die bij elkaar horen, maar die niet samen één woord vormen.
Een voorbeeld van een woordgroep is “een mooie dag”. 

Slide 3 - Slide

§7 Persoonsvorm-TT
Zo spel je Franse leenwoorden
Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: controle, debacle, ragout.
De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
– Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij decolleté; maar: allee.
– Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crèche.
– Soms schrijf je een accent circonflexe, zoals bij enquête.

In een woord dat als echt Frans wordt aangevoeld, blijven alle accenttekens staan. Dat geldt vooral voor woordgroepen (déjà vu).
Gebruik voor de spelling van leenwoorden zo nodig een Nederlands woordenboek.

Slide 4 - Slide

Welk woord is geen leenwoord?
A
Schmink
B
Barkie
C
Apfelstrudel
D
trottoir

Slide 5 - Quiz

Wat is een Engels leenwoord?
A
shirt
B
broek
C
rok
D
trui

Slide 6 - Quiz

Is föhn een leenwoord?
A
Ja, Frans
B
Ja, Duits
C
Ja, Engels
D
Nee

Slide 7 - Quiz

Welk leenwoord is goed geschreven?
A
barbeque
B
barbequew
C
barbeceu
D
barbecue

Slide 8 - Quiz

Het leenwoord chocolade is een afkomstig uit het
A
Spaans
B
Italiaans
C
Engels
D
Frans

Slide 9 - Quiz

Welk leenwoord is goed geschreven?
A
militeir
B
millitair
C
milliteir
D
militair

Slide 10 - Quiz

Welk leenwoord is goed geschreven?
A
aspegers
B
asperges
C
asspergers
D
asperjes

Slide 11 - Quiz

Hoe goed heb je de leerstof begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Voordat je begint , bekijk je goed de voorbeelden bij de theorie op blz. 252.

Maken:  Cursus 7 Leenwoorden     §3 blz. 252

opdr. 1 t/m 6. Je mag zachtjes overleggen met degene naast je.






 




Slide 13 - Slide