Schrijven

  Voorbereiding examen Schrijven
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  Voorbereiding examen Schrijven

Slide 1 - Slide

Examen Schrijven
10 januari : Duaa, Abdel
15 januari: Abdo, May, Shailene, Britt, Faye, Jewel
29 januari: Zineke, Noa, Kelia, Melad, Yasmin

Slide 2 - Slide

Hoe lang duurt het examen Schrijven?
A
30 minuten
B
45 minuten
C
60 minuten
D
90 minuten

Slide 3 - Quiz

Wat bedoelt men met interpunctie?
A
hoofdletters, komma's, punten en leestekens
B
spelling
C
grammatica

Slide 4 - Quiz

Wat schrijf je in een recensie?
A
Hoe je iemand aan het lachen krijgt.
B
Hoe je stap voor stap iets doet.
C
Je bespreekt een persoonlijke ervaring.

Slide 5 - Quiz

Wat is het doel van interpunctie?
A
Leestekens?
B
Om een boodschap beter over te brengen.
C
Goed lezen is belangrijk!

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

s' Avonds laat ga ik graag op stap.
A
Interpunctie is goed
B
Interpunctie is fout

Slide 8 - Quiz

HOOFDLETTERS & INTERPUNCTIE
De zin moet zijn:

in het zuiden van de verenigde staten spreekt men spaans

A
In het zuiden van de verenigde Staten spreekt men Spaans.
B
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men Spaans.
C
In het zuiden van de Verenigde Staten spreekt men spaans.
D
In het zuiden van de Verenigde staten spreekt men Spaans.

Slide 9 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Marieke --- zich in haar kamer.
A
verkleed
B
verkleedt

Slide 10 - Quiz

TEGENWOORDIGE TIJD
Kies de juiste persoonsvorm
Julia ----- snel vanwege haar lichte huid.
A
verbrand
B
verbrandt

Slide 11 - Quiz

Wanneer schrijf je een zakelijke brief? Geef minimaal één voorbeeld.

Slide 12 - Open question

In welke stijl schrijf je een zakelijke brief?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 13 - Quiz

Wat woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke e-mail?
A
Hooggeachte
B
Beste
C
Geachte
D
Goedendag

Slide 15 - Quiz

Welke aanhef is juist?
A
Geachte meneer
B
Geachte Meneer

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste groet bij een zakelijke e-mail?
A
Gegroet
B
Met vriendelijke groet,
C
Hooggeacht,
D
L.S,

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je plaats & datum?
A
Eindhoven, 10-01-2021
B
Eindhvn, 10 januari 2021
C
eindhoven, 10 Januari 2021
D
Eindhoven, 10 januari 2021

Slide 18 - Quiz

Welke onderdelen zitten in alle zakelijke brieven?
A
argument voor
B
argument tegen
C
stelling
D
inleiding, kern, slot

Slide 19 - Quiz

Waaraan zie je dat een nieuw alinea begint?
A
Het eerste woord wordt met hoofdletters geschreven.
B
Er staat een witregel boven.
C
Het wordt aangekondigd met een interpunctie
D
Er staat een nummer of titel boven

Slide 20 - Quiz

Hoe geef je het onderwerp aan?
A
Onderwerp:
B
Deze brief gaat over:
C
Betreft:
D
Het onderwerp hoef je niet aan te geven.

Slide 21 - Quiz

Je schrijft een e-mail aan een tijdschrift. Je bent al jaren lid, maar vindt het te kinderachtig worden. Je wil je abonnement opzeggen.
Wat zet je erbij als onderwerp?

Slide 22 - Open question

Het tekstdoel 'instrueren' betekent:
A
Iemand overhalen
B
Iets stap voor stap uitleggen
C
Iemand vermaken
D
Informeren naar de stand van zaken

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Je bent klaar voor het examen! 

Slide 25 - Slide