TA5. 6.4.20 figuurlijk en letterlijk taalgebruik/H

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

letterlijk of figuurlijk?

De vakantie staat voor de deur.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

Zij zijn dikke vrienden van elkaar.

Wat betekent dikke in deze zin?

1. hele verre
2. hele lange
3. hele goede
4. hele oude

Zij zijn dikke vrienden van elkaar.

Hoe het woord dikke gebruikt?

1. letterlijk
2. figuurlijk

Oma krijgt een nieuw gebit.
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

Fem trekt haar stoute schoenen aan.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

Fem trekt haar stoute schoenen aan.

Welk woord is figuurlijk gebruikt?

1. Fien
2. trekt
3. stoute
4. schoenen

Pieter is het zonnetje in huis.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

Pieter is het zonnetje in huis.

Welk woord is figuurlijk gebruikt?

1. Pieter
2. zonnetje
3. huis

Het vliegtuig vloog door de lucht.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

De tijd vliegt als we in de Efteling zijn.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Vinz is zijn sleutel kwijt.

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. letterlijk
2. figuurlijk

De juf struikelde over haar woorden.

1. letterlijk
2. figuurlijk

De juf struikelde over haar woorden.

Welk woord is figuurlijk gebruikt?

1. De juf
2. woorden
3. struikelde

Welke zin is figuurlijk?

1. Fabian springt een gat in de lucht.
2. Er zit een gat in mijn tas.

Welke zin is figuurlijk?

1. Mijn hart klopt heel hard.
2. Ik woon in het hart van de stad.